Waar het verstand overheen is gegroeid

 

6 mei 2013

Ik identificeerde mij al op zeer jonge leeftijd met mijn intellect. Dat was geen opgelegde plicht, ik deed het vanzelf omdat ik dolgraag wilde leren lezen en dat ook al heel jong kon.
Ik speelde niet met poppen, of vadertje en moedertje. Dat kon ik niet, ik bezat niet de fantasie die je daarvoor nodig hebt. Maar ik miste het ook niet want hoe jong ik ook was, ik was heel eigenwijs en vond dat soort spelen nogal dom.
Getallen en letters, daar hield ik van. Ik was er zo goed in dat ik de eerste klas oversloeg, en ja, toen was ik opeens de kleinste én de slimste, en kreeg het verstand daadwerkelijk de overhand. Maar kwam  het daar nou door of was ik echt zo? Dat is niet uit elkaar te houden. Wel werd het door mijn ouders, de meesters en de juffrouw gestimuleerd – ze waren er trots op en ik werkte er honderd procent aan mee.
Zo gezien is het wel een geestige speling van het lot, dat ik nu, op mijn oude dag, als het ware gedwongen word gewoon hier te zijn, en al die meningen en gedachten  als onnodig bijverschijnsel te beschouwen.

Ik merk nu dan ook – voorzichtig gezegd – dat ik liever en speelser word. De kritische blik die mij zo eigen was  móet wel oplossen, want er is een denkwijze voor nodig die ik niet meer bezit.
En ik hoef niet bang te zijn dat ik –  dat heet decorumverlies –  onbeschaafde taal ga uitslaan of me onfatsoenlijk ga gedragen, want daar houd ik gewoon niet van. Ik houd ervan dat de dingen precies kloppen. Ik zie nog steeds of dat plaatje aan de muur daar hoort of dat het beter een beetje naar links kan, ik zie ook nog steeds of iemand gewoon  zichzelf is of een aangeleerde manier van doen heeft. En ik ga eigenlijk ook vanzelf barmhartiger over mensen denken.

Ik weet zeker dat wij behoed worden, en dat het op onszelf gericht zijn er de oorzaak van is dat we dat niet zo ervaren. Het gaat nog verder merk ik de laatste tijd: we willen twee dingen tegelijk: ontspannen aanwezig zijn en ook nummer één zijn. Die drang om nummer één te zijn zit ons als het ware in het bloed. Mensen, ik ook, doen er de gekste dingen voor!
Totdat je zo van de liefde gaat houden dat je oprecht wilt weten hoe je jezelf in de weg zit.
Dat gaat natuurlijk nooit zonder strijd, zowel met je naaste als ook in jezelf. Al worstelend merk ik de kracht van mijn neiging om centraal te zijn, hoe ik daar heimelijk steeds op gericht ben. En hoe juist dat de liefde in de weg zit.
Juist nu voel ik ook zo’n diep verlangen om ontspannen mezelf te zijn – en de openlijke erkenning hiervan is als een besluit. Want ik zal iets moeten doen dat ik niet ken: uitkomen voor wat er echt in me leeft, ook als het nog geen vorm heeft.
Dat betekent dus bereid zijn om te stuntelen.
Nergens ervaar  ik dat zo sterk als in de liefdesverhouding met mijn man.

My love is like the sea, baby!
Boeddhist
Ruim twintig jaar geleden ben ik boeddhist geworden.
Het gereformeerde geloof waarmee ik opgroeide heeft  me nooit echt blij gemaakt,
en zodra ik op mijn zeventiende het huis uit was ging ik niet meer naar de kerk.
Veel later, toen ik al getrouwd was met Hans, deed ik een boeddhistische retraite in Spanje, waar ik een Geshe leerde kennen, een oude man die mij officieel inwijdde. Hij was vriendelijk en geestig; hij deed mij zelf de ‘prostratie’ voor – het zich driemaal languit voorover op de grond uitstrekken – die ik moest doen.
Zo ervoer ik het boeddhisme als vriendelijk en ontspannen. Er is geen bedoeling, behalve ‘natuurlijk aanwezig zijn’.
Het werd mij duidelijk  hoe vaak ik met mezelf bezig was – en hoe egocentrisch dat was. Onverwoestbaar vriendelijk, dat was het kenmerk van de boeddhist, en daar streefde ik naar. Dat was een hele worsteling, want ik bleef mensen die in hun hoofd zaten dom vinden en dus boven hen staan – en ik kon al die gedachten niet zomaar uitbannen.

In deze fase, nu mijn denkvermogen het werkelijk begeeft, wordt het niet alleen de kunst maar ook pure noodzaak om simpelweg aanwezig te zijn. Daar richt ik mij nu op.
Het is blijkbaar heel primair – het was er toen ik klein was, daarna is het verstand  eroverheen gegroeid, en nu dat oplost keert het gelukkig vanzelf terug. Dat heb ik hard nodig, want met het verdwijnen van de censuur wordt ook mijn drang om nummer één te willen zijn in volle glorie merkbaar.

Wordt vervolgd

 

 

Geplaatst in Hannekes Dagboek

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*