Jozien reageert op hetgeen ik schrijf in Christen zonder kerk – Deel 10. Zij zegt:
Longchenpa geeft via zijn onderricht zicht op het Universeel Scheppende Principe, waar wij allen onderdeel van zijn. Daarmee is het een levensgegeven in ons dagelijks leven. Jouw droom in Praag toonde jou dat jouw lichaam en dat van je vader onderdeel zijn van God hier op aarde. Dus eveneens verbonden zijn met het dagelijks leven.
Dank je voor je reactie, Jozien. Ik heb nog een toevoeging, want ik leg meer dan jij doet de nadruk op de dynamiek van het gebeuren. Ik waag een poging.
Zoals ik de droom begrijp, wordt mijn hand die contact maakt met de hand van mijn vader (en wat mij betreft ieder ander mens) de hand van God en wordt het lichaam dat het lichaam van de ander omarmt het lichaam van God. Met andere woorden: juist de verbindende beweging maakt de ‘geïsoleerde handen’ en de ‘geïsoleerde lichamen’ tot de hand van God en het lichaam van God. Zo wordt God op aarde gerealiseerd.
Hierin, dat de mensen uit hun isolatie treden en zich concreet in liefde verbinden, in deze beweging, die een voortdurende beweging is, wordt het Universeel Scheppende Principe gerealiseerd.
En Christus, wat ik Christus noem, is het grootse en tegelijkertijd meest normale wat daar plaatsvindt.
Wanneer de ik-belangen en de daarop aansluitende set van herinneringen, begeertes en angsten niet meer bepalend zijn voor het handelen, wordt de ik-benauwenis opgeheven en blijkt het omknellende bestaan grondstof te zijn voor liefde en creativiteit.
Dit niet één keer, maar voortdurend. Dit is de dans die wij mensen steeds weer dansen, tegen de klippen op, met heel veel plezier, tegen donkere gedachten in, moed verzamelend, springend in het ongewisse, en wat valt het dan toch altijd weer mee. Dat is wat ik noem: weer een dansje gemaakt.
Ik noem het dansje, de dynamiek waarin de twee tot één worden verbonden, Christus. Wat er gebeurt noem ik Christus. Wat eruit ontstaat noem ik Werking.
Zo noem ik dat in mijn privétaal.
Christus. Zo noem ik het. Maar zo hoeft iemand anders het niet te noemen. Het is een woord. Een Grieks woord dat Gezalfde betekent. Dat woord Gezalfde gebruik ik nooit. Dus waarom zou het woord Christus dan heilig zijn?! Maar ik gebruik het wel, omdat het woord wordt gebruikt in de Evangeliën, die mij lief zijn en mij in donkere en lichte tijden tot leidraad zijn. Het is een privétaal die ik spreek met een aantal mensen die mij nabij zijn, een kleine kring – de werkelijke kring is veel en veel groter. Daarvoor moeten dus andere woorden gevonden worden.
En nog belangrijker: de woorden moeten vergeten worden. Opdat het Woord niet door het begrip wordt overwoekerd.
Van isolatie naar liefde. Van depressie naar creatieve expressie. Van lamlendigheid naar werkzaamheid. Van angst en paniek naar vrede. Dit dynamische proces van omzetting, dit dansje, is een goddelijk proces. In het Evangelie van Matteüs (18:19) wordt gezegd: Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden.
Zo zie ik het ook. Wanneer de vooroordelen niet meer bepalend zijn, wanneer de gemeenschappelijke waarheid wordt gezocht, wanneer het werk dat kloppend is wordt gedaan, is Hij in ons midden.
En het grappige is dat een ander mens die ‘Hij van mij’ heel anders kan noemen of ook niet kan noemen, en dat dit op geen enkele wijze afbreuk doet aan wat dan ook.
Want laten we wel wezen, wanneer ik van iemand anders eis dat hij spreekt in mijn taal en denkt in mijn begrippensysteem, houd ik Christus buiten de deur – wat ik in mijn taal en mijn begrippensysteem Christus noem.
Heel erg mooi Hans!
Ik heb het gevoel dat precies dit ook gebeurt bij een heling. Op het moment dat ik de ander aanraak, gaat er onmiddellijk iets stromen. Daar hoef ik dus werkelijk niets voor te doen. Dat gebeurt vanzelf zodra de liefde voor de ander er is. Fijn!
Liefs,
Jozien