Ziehier een weergave van de derde Paaslezing, die ik heb gehouden op maandag 13 april.
Er is dankzij de goede zorgen van Anna Myrte Korteweg en Arthur Kleintjens van deze lezing ook een podcast beschikbaar op Soundcloud. Deze podcast kan je hier beluisteren.
*
Een bijzondere dag, tweede Paasdag. Pasen is voor mij het feest van het jaar. En het is om een andere reden ook een bijzondere dag, het is de sterfdag van mijn vader. En gisteren was de sterfdag van mijn geliefde oma, waar ik zoveel van gehouden en geleerd heb. Ze was mijn eerste levensleraar.
Ik zal iets voorlezen over mijn vader wat ik schreef in mijn boekje Het lot en de liefde:
Hij had veel pijn de laatste jaren en hij was heel bang. Niet zozeer voor de dood als wel voor het lijden. Hij maakte zich voortdurend zorgen en onderdrukte die zorgen dan weer. Hij ging ervan uit dat je de dingen alleen maar erger maakt als je er over praat. Zo’n twee weken voor zijn dood hadden we een lang telefoongesprek waarin we afscheid van elkaar namen. In dat gesprek vroeg ik hem of hij geloofde in hulp en in leiding. Goddelijke hulp en goddelijke leiding welteverstaan. Hij was streng christelijk opgevoed en had zich daarvan losgemaakt op de dag dat hij bij zijn ouders uit huis ging. Hij had een vreselijke hekel aan alles wat met dominees en georganiseerde beleving te maken had. Maar dat betrof de vorm. En ik wilde weten of hij zich toch nog op de een of andere manier gedragen wist en of hij ergens naar uitzag nu hij binnenkort doodging. Hij antwoordde: ‘In hulp geloof ik niet, dat heb ik nooit ervaren. Ik denk dat je als het erop aankomt, alles alleen moet doen. Maar leiding, als je daarmee bedoelt dat dit alles uiteindelijk toch voor iets goed is, ja ik kan niet geloven dat dit hele universum voor niets is. Dat zou ik zo’n verspilling vinden. Ik kan het niet geloven. Dus ja, ik geloof in leiding. Het leidt tot iets, ook al weet ik niet tot wat’.
‘Tot iets goeds?’ vroeg ik.
‘Ach wat is goed, het leidt tot iets, en dat is goed’.
Dat ik hem dat vroeg, over hulp en leiding; het waren belangrijke begrippen voor mij ook in die tijd. Ik praat nu over 1982. Ik voelde me sterk geleid in die tijd. Alsof er voortdurend een licht voor me uitging en ik dat volgde en er gehoor aan gaf. Het was ook een creatieve tijd. Er kwamen veel mensen naar me toe, ik kreeg veel werk en ik voelde me weldadig geleid om het maar zo te zeggen. Die leiding berustte op wat er 16 jaar daarvoor was gebeurd, toen ik bij mijn leraar Van Vlissingen kwam en hij mij in contact bracht met een wijze vrouw die in zijn leven een belangrijke rol speelde. Hij zei: ‘Misschien zou jij die vrouw eens willen schrijven hoe het met je gaat en dan kan het zijn dat ze jou een antwoord geeft. Ik kan me voorstellen dat het heel goed voor jou kan zijn om dat te doen’. En omdat ik Van Vlissingen vertrouwde deed ik dat.
Ik schreef die vrouw, Margaretha Hofmans, een brief. Ik was jong, 23 jaar. Ik had het moeilijk en ik probeerde haar dat uit te leggen. Ik had begrepen dat ik toch al was toegetreden tot een geestelijke kring. Ik probeerde in geestelijke taal, op mijn 23e uit te leggen wat het was, zowel mijn depressie, mijn somberte, mijn onmacht om de dingen te doen en tegelijkertijd praatte ik over paren van tegenstellingen en vicieuze cirkels. Dat deed ik zo door elkaar. Ik verwachtte en hoopte eigenlijk dat wanneer ze mijn brief ontving, dat ik dan zou worden uitgenodigd en definitief zou kunnen toetreden tot de geestelijke kring. En daar als een jong licht deel van zou kunnen gaan uitmaken.
Wat er gebeurde was dat er een paar dagen later een envelop kwam. Ik was bij mijn ouders, ik herinner me dat ik de trap opliep en op de logeerkamer op de rand van het bed ging zitten opdat ik zonder dat iemand mij zag die brief kon lezen. Met daarin waarschijnlijk de uitnodiging voor een contact met wijze mannen en vrouwen. Ik wilde die lichtontvangst graag alleen tot me nemen. Toen ik de envelop opende zat er een kort briefje in. En op dat briefje stond:
Hans, wees maar gerust hoor, je krijgt Hulp hoor, omdat je zo dapper strijdt. Wacht het maar in vertrouwen voor je af. De Hulp geschiedt langs geestelijke weg.
De Hulp zal zich na bovenstaande datum 3 weken voortzetten.
Neemt u daarna weer schriftelijk contact op.
‘Neemt u’ had ze veranderd in ‘neem je’.
Dit was het begin van deuren die opengingen. Ik las het briefje en het was zo volkomen anders dan wat ik had gedacht of gehoopt. Ik barstte in huilen uit. Onbedaarlijk begon ik te huilen, ik hield niet meer op. En toen rees er diep vanuit mij een zon in mij op. Een licht rees omhoog naar mijn betraande gezicht en ik was én verdrietig én zo gelukkig als ik nog nooit was geweest. Tegelijkertijd. En dat licht is nooit meer weggeweest. Het is wel eens verduisterd geweest en ik ben wel eens heel wanhopig en bang geweest, maar dat licht is altijd daar geweest. En als ik in mijn wanhoop iets wilde doen, heb ik altijd gemerkt dat ik tegen het licht inging. Het was dus zo, zag ik twintig jaar later, dat ik toen toetrad tot een kring waar de Hulp centraal stond. Waar niet ik centraal stond, maar het dienaar zijn van de Hulp.
Ik ben juffrouw Hofmans daarna blijven schrijven. Ik heb op mijn weblog ook een paar verhalen over haar geschreven. Ongeveer twee jaar later is zij overleden aan kanker. En bij haar dood kreeg ik een ander briefje en daarop stond:
Mejuffrouw Hofmans is overleden. De Hulp is voor altijd de uwe. Zij zendt u haar laatste warme groet.
Vanaf dat moment heb ik geweten, met alle arrogantie van dien, dat ik in haar lijn stond en dit ook voortzette. En dat ik daarin niet meester was maar dienaar. Het meesterschap en het streven naar meesterschap heb ik in de jaren erna en in mijn leven echt moeten afleren. Ik heb moeten leren dat ik in dienst ben en dat het over dienstbaarheid gaat. Maar feitelijk is mijn leven vanaf dat moment geregen aan de draad van de Hulp. Dat is waar het over gaat.
Het duurde een tijd voordat ik de Hulp die ik erkende en voelde, dat ik die conceptueel in mijn hoofd kon verbinden met Jezus Christus. Ik had gaandeweg afscheid genomen van het christendom en daarom voelde ik me meer thuis bij het jodendom en zeker bij het boeddhisme. Het is pas de laatste vijftien jaar dat mijn liefde voor de evangeliën, het lezen erover en de inleidingen die ik daarover houd, mij heeft teruggeleid naar de evangeliën en de bron ervan, Jezus. En dat daarin mijn verhouding niet zozeer een theologische, maar een directe verhouding is geworden, waarbij de splitsing tussen Mozes en Jezus en Boeddha is opgeheven. Voor mij zijn ze bij elkaar gekomen. Ik zie dat de Hulp zich steeds weer op andere wijze manifesteert. De Hulp in Boeddha manifesteert zich in mijn leven omdat ik geleerd heb om me niet duurzaam te laten leiden door mijn afkeer en begeerte. Door daar waar ik gehecht raak aan patronen van afkeer en begeerte, me ervan te onthechten en tot vrede te komen, zowel in mezelf als in relatie tot anderen. Fundamenteel leer ik dat van de Boeddha.
Terwijl ik van Mozes heb geleerd dat de uittocht uit Egypte, de weg door de woestijn en het zijn in het beloofde land, zeer concrete keuzes van je vraagt. Concreet handelen, restricties die je zelf aangeeft, discipline die daarbij hoort, dat het daarover gaat. En dat de geest zich geheel uitdrukt in de stoffelijke wereld.
En nu Pasen. Die gestalte, die wezenheid van Hulp. Ik schreef gisteren, ook in reactie op mijn vader, als ik nu met mijn vader zou spreken:
Er is wel degelijk Hulp. Ik zeg dat tegen mezelf en ik zeg het tegen jullie: er is wel degelijk Hulp. Er is niet alleen leiding. De stap die jij al dan niet zet over de drempel, de stap die jij zet op een moeilijk punt in je leven, waarin je de weg van het licht gaat, hoe die ook is. Daarin ben je alleen en op jezelf aangewezen. Je doet het of je doet het niet. Daarbij zou je kunnen zeggen dat is geen hulp.
Maar dat die drempel daar is en dat jij die stap kunt zetten, dat is op zichzelf al Hulp.
Dat wij de mogelijkheid hebben om een bepaalde richting uit te gaan waar het licht, onze liefste wens, ons leidt, dat is Hulp. Hulp is niet alleen dat iemand je een hand biedt en je ergens uithaalt, hulp is dat dit universum rijk aan hulp is.
En dan is het ook nog eens zo dat dit alles, dit gehele weefsel, deze eenheid, als het ware dringt naar waarheid. Naar vervulling van het persoonlijk bestaan met essentie. Zonder vergelijking of aanpassing aan de omgeving, hoe die ook is. En binnen dat dringen naar waarheid en volop leven van het universum, dat weefsel dat voortdurend mij en jou leidt naar dat wat het diepste is. En wat je nooit van een ander kunt leren omdat het in je al gereed is. Binnen dat dringen naar waarheid en volop leven is er zelfs een tegemoetkomen op het kruispunt waar je staat. Een persoonlijk tegemoetkomen.
Dit is de ervaring van mijn leven. Ik spreek zoals ik het geleerd heb van mijn leraren. Ik spreek zoals het staat in de teksten en ik spreek vanuit mijn eigen ervaring. Want als het vanuit mijn ervaring niet waar is, is het een geloofskwestie en geloven heeft voor mij geen betekenis. Mijn ervaring is dat wanneer ik de trap afga vanuit mijn horrorkamer, vanuit mijn begeertevertrekken, waarin ik wil blijven zoals ik ben, wanneer ik die trap afga en me toevertrouw aan dat diepere dat tot mij spreekt, dat ik daarin niet een algemene weldadigheid ervaar, maar een tot mijzelf gerichte persoonlijke stem, die persoonlijk met mij communiceert en persoonlijk met mij is. Een stem die er zelf doorheen gegaan is en die het kent en die wijzer is dan de paranoia, maar de paranoia kent. Dat noem ik in mijn privé vertrekken, Christus. Maar ik weet dat dat Christus niet is, want Christus is een naam. Ik weet dat dat niet apart in een vakje te stoppen is van Christus. Wat mij betreft noem je het Babaloe, noem je het Lichtwezen, hoe je het ook wilt noemen, dat vind ik niet belangrijk. Ik noem het in mijn privé vertrekken: Christus.
En wat noem ik dan Christus? De gestalte die in de evangeliën wordt beschreven en totaal geïncarneerd is in ruimte en tijd en in dit bestaan. Die de volle maat van politieke en geestelijke hardheid, van alles waardoor deze wereld bestuurd wordt, op zich af krijgt en daarin waarachtig blijft. Die de waarachtigheid en levenslust volgt en blijft volgen, zonder zich aan te passen en te verzanden in dat hij begrepen wil worden, en steeds doorgaat in de liefdevolle expressie. Die, omdat het plaatsvindt binnen dit weefsel, eigenlijk antwoord is op de diepste vragen van de ander, ook al ontkent de ander die diepste vraag. En omdat de ander de diepste vraag blijft ontkennen, neemt in de evangeliën de razernij van de ander toe. En wil hij datgene dat het diepste bij hem oproept, vermoorden, uit de wereld helpen, doden.
Dat is wat gebeurt. Degene die zo gaat, die zijn liefde en waarheid volgt, verliest alles wat aan zekerheid er nog is. Er blijft geen mooi verhaal meer over. En zelfs voor Jezus bleef niet het verhaal over van de Vader die tot het einde bij hem was. Hij zegt in Marcus als laatste kruiswoord: Mijn God, mijn God, waarom heb je me verlaten.
En in het volstrekte doorléven kent deze lichtgestalte, deze goddelijke gestalte, alles en is niet verloren gegaan. Iets daarvan bevroed ik, laat ik dat woord maar gebruiken. Hoe het mogelijk is dat er een opstanding plaatsvindt. Omdat datgene dat waarheid blijft spreken en waarheid blijft zijn, het leven blijft volgen waarheen het ook leidt, en dat kan niet kapot. Dat wordt ‘teruggebracht’ tot pure essentie en is boodschap en Hulp. En het is onderdeel van werkelijkheid, sprekende essentie van werkelijkheid.
En dat is de Hulp die ik ontmoet met wie ik ben, ook in deze tijd, in deze paastijd. Juist in wat Coronatijd wordt genoemd ervaar ik zo sterk de Hulp die alles heeft gezien en die door is gegaan niet vanuit een moeten maar vanuit de harte beweging, het gevende zijn. Wat je mededogen kunt noemen. Maar wat nog dieper is dan dat. Het is stralende essentie en dat is mededogen. En daarin zijn we allemaal opgenomen. We zijn ermee in gesprek en we beleven daarin allemaal dat onze illusies op een bepaald moment breken. En dat zoals wij willen dat ons leven zich voortzet, dat dat niet gebeurt. En waar het niet gebeurt, het licht door de kieren komt zoals Leonard Cohen zong. Zo is dat en dat beleven we en daarin zijn we christen. En tegelijk durf ik dat niet te zeggen, want dat zijn we niet, maar ook weer wel. Want die christuskracht, dat wat steeds weer opstaat door het lijden heen, door de nood en de dood heen, dat is niet wat we zijn en tegelijk is dat het liefste wat we zijn. Het is de afgrond en de weide.
Op mijn 18e deed ik mee aan de eerste ban-de-bom demonstratie in Den Haag. Met een groep vrienden waren we verontrust over de wapenwedloop en de kernproeven en de gevolgen daarvan voor de wereld. Daarna ben ik met één vriend naar Amsterdam gegaan om daar ook demonstraties op te zetten. Toen we terugkwamen in Den Haag zijn we daarvoor van school gegooid. Vlak voor het eindexamen. Voor mij is dat een belangrijk breekpunt geweest. Ik ging werken in de bouw en in de Rotterdamse haven en in garages. Allemaal van dat soort werkzaamheden waarbij ik helemaal niet meer was in mijn intellectuele milieu. Het leek of ik geen toekomst had. Later ben ik gaan zien dat ik in die tijd, ik bleef ook politiek actief, een enorme leerschool heb doorlopen. Een leerschool die ik op het gymnasium en als ik was gaan studeren, nooit had kunnen doorlopen. Maar dat ging zich pas later uitbetalen.
Aanvankelijk was mijn visie en die van mijn boezemvriend, een juiste. Ik zag hoe dit bestaan door macht en winstbejag, door kapitalisme was bepaald en hoever we daardoor waren afgedwaald als mensheid van de bron en van wat we met elkaar dienen te zijn. Alleen mijn persoonlijke kijk was verkrampt. Ik koppelde het bijvoorbeeld aan politie en leger. Ik maakte ruzie met hen en door mijn persoonlijke geharrewar raakte ik steeds in de knoop. Ik koppelde het aan de onderknuppels van het systeem. In plaats van dat ik me richtte op waar het over ging. Gaandeweg loste mijn verzet tegen autoriteiten op. Dat kwam ook door mijn contact met Van Vlissingen en Margaretha Hofmans. Mijn analyse kreeg een zuiverder gezicht. Ik begon te beseffen dat dit systeem inderdaad een paranoïde machtssysteem is van consumeren en produceren en dat dat de voornaamste communicatie is. En dat daarin het licht, de creativiteit bedorven raakt. En dat we daarmee de aarde totaal verzieken.
En gaandeweg besefte ik dat niet ‘ze’ dat deden, maar dat het iets was wat ik deed. Dat het een mindset was van mij en ook van mijn vrienden bij Provo, de Kabouters, bij de socialistische jeugd. Bij al die anarchistische groeperingen, dat daar op een andere manier dezelfde mindset een rol speelde. Gaandeweg kwam ik tot het besef dat het er om ging dat ik zelf zuiver op de graat was. En dat ik vandaaruit kon en mocht spreken. Zo begon mijn geestelijke weg die tegelijk een aardse fysieke weg was.
In deze Corona tijd staat het Christus besef voor mij centraal, het besef dat we alles kunnen doormaken en dat we daarin kunnen opstaan, wanneer we ons laten leiden door het licht, hoe de omstandigheden ook zijn. Dat dit zich uitdrukt bij politici, bij wetenschappers, bij mensen op straat, bij winkeliers, bij leraren zoals ik. Dat Christus niet in de eerste plaats een leraar is, maar een manifestatie, een realisatie, waarin het aardse kan worden opgeheven en een licht kan zijn.
Wij zitten nu in deze paasperiode en Coronaperiode wat dat betreft op een kruispunt en de kans is groot dat dit besef zich nog vele jaren gaat voortzetten. Dit besef dat in de dood geboren is, in de eenzaamheid en apartheid. Dit besef dat zowel mind-openend als wereld-reinigend is.
Pasen.
Deze lezing is uitgeschreven en geredigeerd door Liny Bosland en Joan Galama.
Prachtig, dank je wel !
Lieve Hans,
Dankzij een dierbare vriendin van mij die tevens de vrouw van mijn vader is kwam ik weer op jouw (Korte) Weg.
ik ben je dankbaar voor het geven van woorden aan dat wat ik al mijn hele leven “weet”, maar geen woorden geven kan. Ik noem het God. Al versta ik niet alles in de zin van dat ik het na kan vertellen, ik hoor je, het resoneert in mij. Dank voor alles. Je bent een steun op mijn weg.
Dankbaar lieve Hans..
voor je uitgeschreven beleving..die weerklinkt in mijn eigen groei en ervaring..;kostbaar zoals je het naar ons je lezers en luisteraars weet te verwoorden..
laat de akkoorden maar verder en verder klinken “Want die christuskracht, dat wat steeds weer opstaat door het lijden heen, door de nood en de dood heen, dat is niet wat we zijn en tegelijk is dat “het liefste” wat we zijn.
HET IS DE AFGROND EN DE WEIDE.”
De afgrond en de weide. ze zijn er in mij ..beiden….dank lieve Hans .
Zalig Pasen Hans,
En dank je. Dit is het!
‘En wat noem ik dan Christus? De gestalte die in de evangeliën wordt beschreven en TOTAAL GEINCARNEERD IS IN RUIMTE EN TIJD EN IN DIT BESTAAN. Die de volle maat van politieke en geestelijke hardheid, van alles waardoor deze wereld bestuurd wordt, op zich af krijgt en daarin waarachtig blijft.’
Deze dagen zong ik dikwijls die paar strofen uit Haendels Messias: “And though worms destroy this body, YET IN MY FLESH I SHALL SEE GOD.”
“Want die christuskracht, dat wat steeds weer opstaat door het lijden heen, door de nood en de dood heen, dat is niet wat we zijn en tegelijk is dat het liefste wat we zijn. HET IS DE AFGROND EN DE WEIDE.”
De afgrond en de weide. Dank je Hans, prachtig. Ik voel me dankbaar.
Lieve Hans, je hebt deze boodschap, door de 25 jaar die ik je nu ken, steeds op allerlei verschillende manieren verwoord, maar wat mij betreft nog nooit zo toegankelijk als nu.
Als alle dogma en geloven eraf wordt gelaten resteert de waarheid, de manifestatie en het licht.
Dat licht ervaar ik, zelfs in periodes die donker zijn, dat is mijn keuze.
Ik voel me zo bevoorrecht met een leraar zoals jij, die dat licht verspreidt.