Ik vluchtte niet meer. Ik was nu een zoeker, ook in mijn dromen. Op zoek naar licht, vormen van licht.
Zo’n vorm van licht was Margaretha Hofmans, een wijze vrouw, geestelijke vroedvrouw, met wie ik via Van Vlissingen in contact was gekomen. Zij had mij meer dan twee jaar bijgestaan. Soms zag ik haar bij een bijeenkomst. Ik was overtuigd van haar puurheid en richtte mij naar haar woorden.
Nu was zij stervende. Het was eind 1968 (in deze tijd precies 50 jaar geleden) en ik wilde haar heel graag voor haar dood nog een keer ontmoeten.
Soms kwam ik in mijn dromen een engel tegen, een witte gestalte, die daar stil stond, vaak bij een overgang, een hoek, de overgang van stad en land, land en zee. Een baken. Richtingaanwijzer.
Ik vermoedde dat die engelen de politieagenten van vroeger waren, van nog niet zo heel lang geleden, toen ik op de vlucht was. Maar nu vluchtte ik niet meer, ik zocht naar het huis van juffrouw Hofmans.
Ik droomde dat er een engel naast mij liep, helemaal wit. Hij sprak: ‘Wil je de weg weten?’ ‘Graag’, zei ik, en opeens zag ik, dat hij op een veerpont stond – het was bij het IJ – en met zijn gezicht naar me toe wegvoer, het wijde water op. ‘Wat moet ik doen?’ riep ik. Hij was al tamelijk ver weg. Hij deed zijn handen open en zei: ‘Wat ga je doen?’ En voordat ik het wist sprong ik. Die dag maakte ik een tekening waaronder ik schreef: ‘Ik ben bij u aan boord gegaan’.
Deze droom heb ik al eerder beschreven. Ik plaats hem nu in een groter geheel, de transformatie van zwart naar wit, van lood naar zilver. Een transformatie die een kleine twee jaar in beslag nam – een alchemistisch proces van nigredo naar albedo. Een geleidelijk proces van transformatie, dat gemarkeerd wordt door een plotselinge overgang, een sprong.
De dag na de droom van de engel op de veerpont, stond ik in mijn droom voor het huis van Margaretha Hofmans aan de Kalkmarkt in Amsterdam. Ik belde aan. Een oude vrouw deed open. Zij was de hofdame. ‘Goed dat u er bent,’ zei zij, ‘uw tweelingbroer is er al.’ Ik heb nooit een tweelingbroer gehad, dus ik was wel verbaasd, maar toen zij de deur opendeed naar de wachtkamer zat daar inderdaad mijn tweelingbroer. Ik herkende hem meteen. Wij omhelsden elkaar. Eindelijk! Het was een donker gelambriseerd kamertje in een souterrain.
Mijn tweelingbroer en ik zaten op een houten bank aan de zijkant toen Margaretha Hofmans de trap af kwam, een map met papieren onder haar arm. Zij kwam naast mij zitten (mijn tweelingbroer was niet meer lijfelijk aanwezig) en we hadden een intensief, langdurig gesprek. Er was grote vrede en ik voelde mij haar gelijke. Ze besloot het gesprek door mij de papieren te geven, ‘voor later, voor u en uw vrouw’. Wij namen afscheid en daarmee was de droom afgelopen.
Die dag of een paar dagen later had ik een afspraak met Van Vlissingen. Toen ik zat zei hij zoiets als: ‘Weet je dat juffrouw Hofmans is overgegaan’. Dat was in de nacht dat ik de droom had gehad. Ik begreep hem eerst niet, en toen kon ik alleen maar stamelen.
Ook deze droom heb ik al eerder verteld. Ik plaats hem nu in een groter geheel.
Rond deze tijd zei Van Vlissingen tegen mij dat dit het was, dat ik gereed was om te gaan en te doen wat mij te doen stond. We maakten nog één afspraak en bij die gelegenheid zei hij: ‘We hoeven niet definitief afscheid te nemen. Ik ben alleen voortaan je psychiater niet meer.’ Ik was tweeënhalf jaar bij hem in therapie geweest.
Tot vlak voor zijn dood in 1984 ben ik hem blijven bezoeken. Hij was niet meer dokter Fentener Van Vlissingen, hij bleek Reinoud te heten. Ik schreef hem, hij schreef terug. Ik wist hem naast mij, soms kreeg ik een bericht van hem met een boodschap.
Ik leerde hem kennen als een persoon, een vertrouwensvolle man met een vrouw, een tweede vrouw, en kinderen, een radicale wijze man, precies, toegewijd, belezen, als een kind benieuwd naar de opening die in deze tijd plaatsvond, ontvankelijk voor, zoals hij het schreef, ‘de Tegemoetkomende’, een bouwer in stilte, een man die het lijden kende, die ook verdriet had, een vooral zoute man, en daarmee bedoel ik een man met weinig zoetheid, zonder zuurheid, zonder bitterheid, een godsvruchtig en een dienstbaar man.
In zijn woorden en vooral in zijn stilte was hij mijn leraar, en niet te vergeten in dat heldere licht waarin we elkaar ontmoetten.
Ik kwam thuis, het was in de winter, het was al donker. Hanneke zat aan de keukentafel. ‘Ga maar even zitten,’ zei ze, en toen: ‘Van Vlissingen is overleden.’ Ik voelde een immense vrijheid, alsof alles wat vorm en belemmering was van mij week. Toen kwam de ontroering.
Ik belde zijn vrouw en sprak met haar. Zij was zo zeker, zo rustig, ik vond het bijna eng. Zij was geheel opgenomen in het gebeuren, zoals zij het op de overlijdenskaart beschreef, het stralend lichtgebeuren waarin hij aan aardse vorm werd ontheven.
Ik las in zijn bundel doorgevingen Dakloos geborgen[1]:
Sterfdag is de dag der verheven Opening,
de dag dat de Engel gezien mag worden,
de Boodschapper van het Licht, die in het voorbije
het Onvergankelijke tot onoverwinlijk Leven wekt,
één-makend in vol-brenging, VOL-makend in àf-handeling.
Op de begrafenis dacht ik, het was voor het eerst dat ik zo durfde te denken: ‘Ik zet zijn werk voort.’ Niet als enige of als uitverkorene. Als leerling, mogelijk een van de vele, die in de lijn staat en het stokje overneemt.
(wordt vervolgd)
[1] Deze bundel komt het volgende voorjaar in een nieuwe editie uit bij Uitgeverij Juwelenschip. Zie binnenkort voor nadere informatie www.juwelenschip.nl.
Hoi Hans,
ik kwam op je website via . . . de zoon ( Rogier ) van Reinoud !
Ik kreeg het boekje “Dakloos Geborgen” op mijn verjaardag zo’n 34 jaar geleden van mijn vriend en leraar.
Ik ontmoette Rogier omdat ik het boekje had inge-scan-t voor iemand op het www-web. Rogier sprak me erop aan. Ik vertelde hem dat ik geprobeerd had het boekje opnieuw te kopen (om aan anderen te geven). Sinsdien heb ik zo nu en dan kontakt met Rogier. Hij vertelde me over Greet Hofmans en de bijeenkomsten in het Loo.
De wereld is klein 🙂
Lieve Hans,
Alle stukjes verhaal en dromen, die je ons in de loop van de bijna 25 afgelopen jaren hebt verteld in opleidingen en retraites, wat rijg je ze nu als schitterende diamantjes aaneen tot één ketting. Alsof ons steeds weer een diepere laag van betekenis wordt voorgehouden. Ik geniet, leef mee, reflecteer, wat is dit mooi!
Vol dankbaarheid,
Petra