De meester en de leerling (24)

Ik had van de week een merkwaardige droom: Er was een bijeenkomst, meer dan 100 mensen in een luxe omgeving, marmer, tapijten, kristallen kroonluchters, twee zalen achter elkaar, een geanimeerd gezelschap, groepjes mensen, glas in de hand, een grote receptie of een fundraising, zoals je dat wel ziet in Amerikaanse films. Ik stond in m’n eentje, iets buiten het gewoel en zag vandaar dat er plotseling iemand verdween. Het ene moment was hij er, hij stond in een kring van vijf, zes mensen, en, klik, het volgende moment was hij er niet meer.

Ik wist dat een man die ook in dat groepje stond dit had laten gebeuren. Hij had die persoon als het ware in lucht laten oplossen. Hoe kreeg hij dat voor elkaar?

Ik liep naar de man toe en vroeg: ‘Hoe deed u dat?’, maar het was zo druk dat hij mij niet verstond. Hij hief zijn handen vragend op. Ik herhaalde het nog een keer, nu luider, roepend. Weer hoorde hij mij niet. En toen, opeens, was iedereen weg. Er was niemand meer, behalve hij en ik. ‘Zo dat is beter,’ zei hij, ‘wat zei u?’ Ik wist dat hij ook mij van het ene op het andere moment kon laten verdwijnen. Dat was een feit. Einde droom.

Ik werd wakker en dacht: ‘Was hij nu in mijn droom of was ik in de zijne?’ Een variatie op de bekende parabel van de vlinder: Eens op een dag droomde ik, Zhuang Zhou, dat ik een vlinder was, een vlinder die fladderend rondvloog, tevreden met zichzelf, en zich niet bewust dat hij mij was. Plotseling werd ik wakker en begon ik me er rekenschap van te geven dat ik nog altijd Zhou was. Nu is de vraag of ik Zhou ben die droomde dat hij een vlinder was, ofwel een vlinder die droomde dat hij mij was. (…)[1]

En daarna, meer wakker, overwoog ik: ‘Als die man mij zou laten verdwijnen, zou er dan nog een droom zijn, ja, zou hij er dan nog zijn?’ Hij, die gestalte die in mijn droom meer wezenlijk is dan ik, want hij kan mij laten ophouden te bestaan.

Ja, wat is nou echt? Wat blijft bestaan?
En daar is weer dat ongrijpbare. Kortsluiting in het hoofd. Slingeren aan de trapeze, loslaten, en dan een kus op de grens van iets en niets.

De droom doet denken aan de mop die ik een paar jaar geleden vertelde: Een blanke cultureel antropoloog trekt de binnenlanden van Afrika in waar hij een bepaald inwijdingsritueel wil bestuderen, maar omdat hij heilig gelooft in participerend onderzoek, maakt hij zijn gezicht en zijn handen zwart met roet en verft hij zijn haar zwart, zodat hij niet voor een blanke buitenstaander zal worden aangezien. Aangekomen in het dorp, wordt hij als een gast ontvangen en krijgt hij toestemming om het ritueel bij te wonen. De plechtigheden en daarna de feestelijkheden duren tot laat in de nacht. Omdat hij toch de volgende ochtend vroeg wil vertrekken, vraagt hij om hem bij het krieken van de dag te wekken. En zo gebeurt. Hij wordt gewekt, staat op, neemt afscheid. En dan als hij buiten het dorp is, wil hij bij een stroompje het roet van zijn gezicht wassen. Hij buigt zich voorover, wast zijn gezicht, wast zijn handen, kijkt naar zijn handen, kijkt in de weerspiegeling van het water naar zijn gezicht. Nog steeds zwart. Hebben ze de verkeerde wakker gemaakt.

In mijn droom en in die mop is er diezelfde flits: ben ik het nou of ben ik het niet?
Ben ik het nou of ben ik het niet? Die man die ’s ochtends opstaat, ontbijt klaarmaakt, dingen regelt, naar zijn werkkamer gaat, het is winter, een kleinzoon is jarig, er ligt een brief van een leerling, het dagelijks werk, de ups en downs, en tegelijkertijd is dit alles doorzichtig als water. Het is iets en het is niets. Dit is mijn bestaan, hier ben ik werkzaam, zolang als het duurt. Het onbegrijpelijke, dat ik niet kan vatten, maar dat mij vat en mij opneemt.

Hoe het ook zij, alles wordt doorzichtig. Ik beleef het en ik zie er doorheen. Het bestaan is doorzichtig, dat is toegenomen naarmate ik ouder werd (ik ken het zolang als ik mij herinner), maar ik betwijfel of het werkelijk iets met de leeftijd te maken heeft. Het is een distantie zonder kilheid. Een vervreemding, maar niet een vervreemding van mededogen, integendeel.

Ik sla een boek open, een vertaling van een tekst van Longchenpa. En daar vind ik nog een toelichting op mijn droom:


Sta jezelf en je omgeving toe op te lossen in licht dat dan opgaat in de leraar, hang losjes ontspannen in deze ruimte die als het uitspansel is. Diep besef, de zegening van realisatie, komt vanzelf.[2]

(wordt vervolgd)

 

[1] Zhuang Zi, de volledige geschriften, Vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper, Uitgeverij Augustus, 2007. (2.viii)

[2] Ik lees twee vertalingen: de mij wat te stijve van Herbert Guenther (Kindly Bent to Ease Us, Part Three: Wonderment) en de mij wat te losse van Keith Dowman (Maya Yoga, Longchenpa’s Finding Comfort and Ease in Enchantment). Beide vertalingen vullen elkaar goed aan en helpen mij om de tekst tot mij door te laten dringen.

Geplaatst in Hans' weblog
5 comments on “De meester en de leerling (24)
  1. Tine Hoitsma schreef:

    ” Dit is mijn bestaan, hier ben ik werkzaam, zolang als het duurt. Het onbegrijpelijke, dat ik niet kan vatten, maar dat mij vat en mij opneemt”
    Wat word ik hier toch blij van!
    Dank je wel voor het strooien van pareltjes!

  2. Hans Korteweg schreef:

    Doe ik, Victorine. In de volgende aflevering.

  3. Victorine schreef:

    PS op te lossen bedoel ik natuurlijk

  4. Victorine schreef:

    Lieve Hans, het schrijven van en over Zhuang Zi herken en begrijp ik heel goed.
    Maar ik begrijp in het schrijven van Longchenpa niet :
    ‘Sta jezelf en je omgeving toe oplossen in het licht dat dan opgaat in de leraar’

    Kun je dat misschien nader uitleggen?
    Liefs Victorine

  5. Anita Hamburg schreef:

    Dankjewel voor je verhalen….ben trouw in het lezen ….heel fijn dat je dit schrijft.

    En nog iets …..ik vind de tekeningen van Hanneke zo ontzettend leuk…heb geprobeerd ze na te tekenen maar dat valt niet mee….

    Hartelijke groet van Anita

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*