De meester en de leerling (8)

De eerste twee klassen van de lagere school had ik juffrouwen gehad. In de derde klas kreeg ik eindelijk een meester, meneer Van der Nol. Ik zeg eindelijk, want ik had een beetje genoeg van die juffrouwen. Ik had het meteen naar mijn zin bij meester Van der Nol. Hij was een jonge, sportieve kerel die veel lachte, heel anders dan de overige meesters, die dik en oud waren en naar sigaren roken. Ik vond het heerlijk om bij hem te leren en in mijn herinnering schijnt de zon bij hem in de klas.

Na een tijdje ging ik iets eerder naar school, 10 minuten of zo, en dan wachtte ik op het schoolplein op meneer Van der Nol, die er al snel aankwam op zijn fiets. Wanneer hij dan zijn fiets in het fietsenhok zette, liep ik naar hem toe en zei: ‘Dag meester.’ Hij zei dan ook iets tegen mij en ging naar binnen. Het was niet nadrukkelijk, ik stond daar gewoon, maar ik zag hem even alleen en hij zag mij en dat vond ik prettig.
Weer wat later liep ik hem een stukje tegemoet in de Sweelinckstraat in de richting waaruit ik hem steeds had zien komen. Eerst een klein stukje en toen tot de eerste brede straat, de Groot Hertoginnelaan, waar ook een tram reed. Hij stak zijn hand op toen hij mij zag staan op de hoek en zei: ‘Dag Hans,’ alsof hij het helemaal niet vreemd vond dat ik daar op hem wachtte. Een paar dagen later stak ik ’s ochtends de Groot Hertoginnelaan over en liep hem verder tegemoet in de straat aan de overkant, die ook Sweelinckstraat heette. Hij was verrast toen hij mij zag staan wachten, stopte, zei: ‘Nou, jij bent ver gekomen,’ en reed vervolgens langzaam verder, zodat ik hem rennend naast zijn fiets kon bijhouden. Op de bagagedrager, onder de snelbinders, had hij een bruine aktetas – daarom kon ik niet bij hem achterop. Ik vond het helemaal niet vervelend om naast zijn fiets te rennen, ik voelde mij heel sterk, dat weet ik nog goed, alsof ik een stevig paardje was dat naast hem rende.

Iedere dag ging ik hem wat verder tegemoet. Ik kende het daar goed, onze kapper was er, en de apotheek en in de verte in de Reinkenstraat waren nog wat winkels waar ik met mijn moeder kwam. Ik keek waar hij vandaan kwam en liep dan de volgende dag in die richting. Dat ging zo dag na dag door tot ik ten slotte aankwam op het Sweelinckplein, waar ik op hem stond te wachten voor de volgende grote gevaarlijke straat, de Koningin Emmakade. Die durfde ik niet zomaar over te steken. Daar kende ik de weg ook niet.
Ik zag hem al in de verte aankomen aan de overkant. Toen hij mij zag, stopte hij en zei: ‘Dag, Hans, wacht even’ en haalde de tas van de bagagedrager. ‘Kom maar achterop, dan kun je de tas vasthouden.’ Ik hield de aktetas met beide handen vast en zo kwamen we aan bij school. We stapten af op het schoolplein, hij boog zich naar mij toe en zei: ‘De Koningin Emmakade mag je niet oversteken hoor, dat is te gevaarlijk.’
Ik knikte. Hij zei: ‘Beloof je dat, het is echt te gevaarlijk.’ Ik knikte weer. ‘Ja, meester.’

Daarna ben ik hem nog een paar keer gaan ophalen en toen ben ik ermee gestopt, ik weet niet meer hoe dat ging, mijzelf kennende waarschijnlijk van de ene op de andere dag. Hij zei er niets over en ik zei er ook niets over. Ik had het toen niet kunnen verwoorden, maar ik weet nu dat ik hem eigenlijk tegemoet had willen lopen tot aan zijn huis, iedere dag een stukje verder. Ik wilde zo graag bij hem zijn dat ik wilde weten waar hij woonde en dat ik ook bij hem in zijn huis wilde zijn.

Het bleef prettig bij hem in de klas. Hij was een goede meester. Ik was een goede leerling. En het was altijd plezierig bij hem.
Al mijn herinneringen aan hem, meneer Van der Nol, staan in een helder licht. Hij was mijn meester, ik was zijn leerling. Ik leerde aardrijkskunde van hem en taal en rekenen en Bijbelkennis, maar daarom liep ik hem niet tegemoet, daarom rende ik niet naast zijn fiets en was ik bereid om gevaarlijke straten over te steken, nee, dat deed ik niet omdat hij zo’n goede onderwijzer was, maar omdat ik hield van zijn vriendelijkheid en zijn lichtheid, omdat ik mij daaraan wilde laven en omdat ik zo met hem wilde zijn, met of zonder woorden. Daarom ging ik hem tegemoet en daarom was hij mijn meester.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
4 comments on “De meester en de leerling (8)
  1. Lida Dijkman schreef:

    Wat mooi, ik heb zo’n juf gehad juffrouw Goldsmeding ik zal haar nooit vergeten.

  2. Janneke Blijdorp schreef:

    Wat lief en hartverwarmend dit verhaal.
    Ja, ik herinner mij ook wel bepaalde mensen, je kunt ze denk ik leraren noemen, die mij niet zozeer cognitieve kennis onderwezen maar iets anders. Instinctief of intuïtief zocht ik hun gezelschap op om mijn ziel te voeden.

  3. Lia Gunster-Schröter schreef:

    En opnieuw diepe ontroering en een gedeeltelijke herkenning. Dank je Hans.

  4. Caroline schreef:

    Wat een mooi eenvoudig verhaal. De leraar herinnert de leerling aan het licht.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*