De Opel Corsa Blues en de liefde

2 mei 2013

Hier komt De Opel Corsa Blues:

Every morning, when I step outside and look around,
What do I see?
An empty place on the parkinglot, where my car used to be.
Yeah Yeah, where my sweet little car used to be!

Dit wordt geen kommer- en kwelverhaal hoor.
Want gek genoeg biedt dit parket mij juist de gelegenheid om uitgebreid te beschrijven wat me bezighoudt, waardoor mijn Alzheimer nu ook een bron van inspiratie is geworden!
En omdat ik het  interessant vind, probeer ik zo aandachtig en precies mogelijk te volgen en over te brengen wat zich in mij voordoet.
Blijkbaar ben ik het er inwendig zo mee eens dat ik niet meer op mijn geheugen kan bouwen, dat er inspiratie komt uit een bron die ik nooit echt heb gebruikt; wel zo nu en dan, maar dan was het om een Sinterklaasgedicht te maken of een stukje te schrijven.
Verder dus met mijn verhaal.

Vroeger
Mijn leven lang heb ik een heel goed geheugen gehad, al vanaf dat ik een klein kind was. Mijn intelligentie en mijn vermogen om alles te onthouden waren aan elkaar gekoppeld – het was gewoon één ding.
Ik kon al lezen voordat ik naar de lagere school ging, en ik ging meteen door naar de tweede klas. Daar was ik de jongste en de beste en dat is lang zo gebleven, tot in de hoogste klassen van het gymnasium – want daar waren er meer zo goed als ik. Maar toen werd het ook belangrijk of je er goed uitzag en je geestig kon uitdrukken. En omdat ik graag in de smaak wilde vallen was ik er minder op uit om de beste te zijn. Ik bleef wel hard werken, zij het iets nonchalanter dan voorheen.

Toen ik sociale psychologie ging studeren (‘omdat ik mensenkennis wil krijgen’ zei ik tegen de mentor van ons jaar) was ik zowel op succes in het leren als op succes bij de jongens gericht. Ik koos de theoretische kant van de sociale psychologie, dat betekende dat ik laboratoriumonderzoek deed. Als doctoraalproject koos ik ’zwichten voor groepsdruk’, dat vond ik een interessant onderwerp.
Het resultaat was  goed en ik studeerde in ’70 cum laude af.

In die tijd  moest ik gaandeweg erkennen dat ik niet echt vrij en ontspannen was – en dat was in die tijd juist heel erg ‘in’.
Het wilde maar niet lukken.  Ik wilde bij de swingende relaxte jongens in de smaak vallen en ging dan ook nogal eens af. Wat heb ik mij toen vaak geschaamd en minderwaardig gevoeld.
Tegelijkertijd was het geheugen ook mijn toeverlaat en hielp mij in het werken met mensen. Ik had een heldere kijk – juist omdat ik dat zelf zo goed kende zag ik hoe iemand zich anders voordeed dan hij was. En ik legde me erop toe om dat vriendelijk over te brengen; dat was een hele kunst.

Toen leerde ik Hans kennen in een ‘non-verbale ontmoetingsgroep’. Ik zag hem meteen zitten. Hij deed en sprak uit wat ik eigenlijk bedoelde –  hij stond in voor zichzelf.
Het klikte tussen ons en we werden al gauw vrienden. We gingen ook echt van elkaar houden  – en een paar jaar later trouwden we.
In het begin van de jaren ‘70 gingen we samen groepen leiden; eerst waren dat de zogenaamde ‘procesgroepen’, en later werden dat groepen waarin we mensen hielpen zich toe te vertrouwen aan het leven.
Mijn stijfheid en zelfbespiegeling begonnen op te lossen, ik werd vrijer en voelde me in dit werk als een vis in het water.
Gelukkig werd ik ook minder kritisch. Ik had er eigenlijk altijd wel boven gestaan – en doordat ik  zo goed waarnam en begreep wat in iemand omging, hoefde dat niet aan het licht te komen. Maar dat gebeurde in de verhouding met mijn geliefde natuurlijk wel. Ik werd gedwongen in te zien hoe trots ik was. Een noodzakelijk gevecht waarin ik een toontje lager moest gaan zingen.

De liefde verdiepte zich, ik hield van mijn werk en ontwikkelde  mededogen.
Zo bouwde ik een eigen praktijk op waarin ik mensen begeleidde – en dat doe ik tot de dag van vandaag.

Wordt vervolgd

 

Geplaatst in Hannekes Dagboek

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*