Waarom houdt dit alles mij toch zo bezig? Ik vraag het mij voortdurend af. Er blijft zich iets aan mij opdringen, en als ik het probeer te pakken ontsnapt het mij. Ik vertel graag verhalen, waar gebeurd, die zich als een noot laten uitpellen, laag na laag, tot de kern blootligt, maar deze noot is nog niet tot het einde toe gepeld.
*
Is het nu het ene of is het het andere? Is het de wil of is het de liefde? Is het Reinoud of Willem? Was Willem slecht? Was Reinoud goed? Waren dit leerjaren of was het verloren tijd? Niets of iets? En God? En Jezus? En Boeddha? En Darwin? Zijn en niet-zijn!?! Geluk, toeval of verdienste?
Wat kan een mens zich toch veel afvragen.
En wat wordt het leven verknipt als het uitmondt in een formulier waar alles uitsluitend met ‘ja’ of ‘nee’ kan worden beantwoord.
*
In een van de eerste gedichten die ik schreef – ik was een jaar of 16 – beschreef ik mijzelf als iemand die met een vlindernet achter de vlinders aanrent en die, als hij dan zo’n vlinder heeft gevangen en die uit het net haalt, merkt dat het niet de vlinder is die hij najoeg. De vlindervanger wil de vlinders vangen zoals ze zich vrij van bloem tot bloem voortbewegen en juist doordat hij ze vangt zijn het niet meer de vlinders die hij wil vangen.
Ik vond het toen een origineel idee van mijzelf om de spanning tussen beleving en woord zo te beschrijven. Ik wist niet dat heel veel schrijvers dit kennen en hiermee worstelen. En niet alleen schrijvers.
Dit net niet. Dit – nu ik het zeg is het niet meer wat ik zag.
*
Kijk, ik geloof dat dit een zinvol universum is, waar alles is opgenomen in behoeding en waar aan iedereen de mogelijkheid wordt geboden om geheel dienstbaar te zijn ten behoeve van het grotere geheel en zo deelachtig te zijn aan de voortgaande beweging van liefde. Ik geloof dat in deze totale beweging van liefde niets onopgemerkt blijft en dat er zelfs een stuwende kracht is die onwetendheid doet stuklopen op zichzelf, waardoor de schillen van afweer en egocentrisme breken en de liefdesaard vrijkomt. Ik geloof dus dat alles ten goede is en dat ook het lijden in het verborgene van de machtelozen en verworpenen nog ten goede kan strekken.
Ik geloof ook dat ikzelf in mijn persoonlijke situatie ben geleid, dat ik ben opgenomen in de Hulp, ook waar ik dat zelf niet zag en zie. Ik geloof dat ik ben geprepareerd, opgeleid zou je kunnen zeggen, voor het werk dat ik nu doe, en dat deze opleiding niet ten einde is. Ik heb hard gewerkt, heb een aantal niet geringe stommiteiten begaan, heb mijn lesje geleerd en ben nu als leraar ingeschaald in dit grote gemeenschappelijke werk.
Ik geloof dat ik in deze opleiding veel heb geleerd van Reinoud van Vlissingen (ik noem hem ‘de leraar van mijn leven’). En ik geloof ook dat ik o.a. dankzij Willem veel heb kunnen leren van Reinoud. Willem verwoordde voor mij zo duidelijk de andere kant, de sitra achra zoals dat in het jodendom wordt genoemd, dat het mij duidelijk werd dat dit een doodlopende weg was. Ik besefte dat er geen tussenweg was – ik werd of een aanhanger van het niets of een halve idioot die zich op de liefde richtte. En tegelijkertijd ging ik later, nadat ik mijn grote ommekeer had gemaakt, beseffen dat de verduistering van de andere kant ook een noodzakelijke concretisering was en dat het in de school van de liefde wel heel vaak mankeerde aan realiteitsbesef. En dat daardoor het vaardig handelen – immers een van de belangrijkste instrumenten van de school – werd belemmerd. Zowel zwart als wit, duivels en engelen, zijn medespelers in de grote beweging van liefde. Dat geloof ik.
*
Dit – nu ik het zeg is het niet meer wat ik zag.
Ik besef dat dit alles geloof is. Een mooi geloofssysteem. Goed doortimmerd, maar toch niet meer dan een spel van de ‘mind’.
Geloof is een voorstelling, op zijn best een voorlopige bouwsteen. Geloof is niet de werkelijkheid.
Ik geloof, het is onmiskenbaar, en ik ben meer dan ik geloof.
Geloof is een product dat je kunt aanbieden in de winkel van dit bestaan. Het ligt in de schappen. Je kunt het aanschaffen en tot je nemen. En als het je smaakt, kun je het bijgevoegde bonnetje invullen en je aansluiten bij die speciale geloofskring.
Niet sprekende vanuit mijn geloofssysteem, maar vanuit hetgeen ik ken, zeg ik:
Ik werd, ik word tot stikkens toe ondergedompeld in mijn bestaan. Tot er geen zicht meer was, meer is op licht of op liefde.
Toch is daar die hand – zo noem ik het maar – die tegemoet komt. Even. Verbeeld ik het mij niet?
Het is een wonder. Een klein wonder, dat ontkend kan worden en ook gevolgd kan worden. Een groot wonder, wanneer je naar adem happend boven komt.
Dan blijkt dat het oude bestaan het doopvont was.
Het is zoals het is. Voorbij het geloof. Onvergelijkbaar. Dit wonder. Voorbij het schedeldak.
(slot volgt)
.. een Gelofte van niet zeker weten, heel bevrijdend, lief en mooi…
Prachtige tekst. Wat het bij mij oproept is dat, zo in mijn laatste levensfase, niets voor niets is geweest.
Dank hiervoor.
Erica
Ik ging beseffen dat de verduistering van de andere kant ook een noodzakelijke concretisering was en dat het in de school van de liefde wel heel vaak ontbrak aan realiteitsbesef. Zowel zwart als wit, duivels als engelen, zijn medespelers in de liefde.
Het is zoals het is. Voorbij het geloof. Voorbij het schedeldak. Ja, zo is het.
Ik lees het een keer, twee keer, nog een keer. En zie dan de onmogelijkheid van een reaktie die precies weergeeft, wat ik voel. Het blijft zo face-book achtig. Terwijl ik eigenlijk zoveel prachtige lege ruimte in me voel, waar dan die gouden munt van Hans zijn stuk in valt en ik rinkel en galm en weerklink als een klankschaal. Het zingt heel lang na. Dat voel ik als ik je stuk gelezen heb.
Prachtige tekst…mooie woorden… met hier en daar een geweldige uitschieter. Een genot..ik ‘em nog een paar keer lezen 🙂
Dan blijkt dat het oude bestaan het doopvont was.
Oh, wat mooi.