Willem en Reinoud Van Vlissingen waren even oud. Beiden in 1921 geboren. Van Vlissingen zat ondergedoken toen Willem in de loopgraven lag. Hij las Martin Buber in de onderduik. Zo verschillend was het waar Willem en Reinoud zich mee verbonden: Ich und Du en Mein Kampf.
Toen ik Reinoud leerde kennen, was er een paar jaar daarvoor een boek van hem verschenen. Het heette Ondergang en verheffing.Het boek begint met deze alinea:
Het is van zeer groot belang in de vluchteling die aan onze landsgrenzen komt de medemens te herkennen, wèlk land wij ook bewonen. Het is van groter belang nog, de willekeurigheid van de landsgrenzen te doorzien, waar wij ook wonen op aarde.
Ondergang en verheffing. Dat was een passende titel. Hij leefde mij voor dat verlies niet te vermijden was. En dat verlies, verlorenheid, niet het laatste hoefde te zijn. Hij zei dat ons allemaal de kans wordt geboden om te verdrinken in het oude bestaan, opdat we met eigen ogen kunnen zien dat ons in het onmogelijke een hand wordt toegestoken.
Hij legde mij dat niet uit. Hij stond mij bij toen ik viel en dieper viel, zodat ik het zelf kon beleven. Van aangezicht tot aangezicht. Zodat leren en beleven samenviel.
Van Vlissingen leerde mij ook, net zoals Willem, dat er niets, niks, niets was. Maar bij hem was niets niet het laatste.
Hij leerde mij dat niets het laatste was dat ik kon bevatten, dat daar mijn bevattingsvermogen stopte, en dat het vervolgens aan mij was om voorbij mijn bevattingsvermogen, voorbij mijn concepten en verwachtingen, mij al dan niet toe te vertrouwen aan de levende werkelijkheid. Altijd nu. Geen gefabriceerde hoop als antwoord op wanhoop. Geen confectiegeloof als antwoord op de gebroken voorstellingen en verwachtingen.
Liefde als handeling. In de onmetelijke zee. In de golfslag van vraag en antwoord. Het besef dat ik mijzelf – wat ik mijzelf noem – niet uit het water kan opvissen. Het besef dat het niets is ingebed in genade. Dieper dan het gif is het medicijn.
Voorbij het denken, voorbij het geloven is de tedere taal.
Voorbij ieder oordeel. Voorbij ieder begrip. De handreiking.
Rustend in zichzelf. Uitgaand in mededogen.
In de oneindige Suikerfabriek.
Heel mooi, dank.
Dank voor het beeld van de oneindige Suikerfabriek. Daar word ik blij van.
Poeh! Veel dank. Voor mij helemaal aan de orde. X B
Zo is het, Hans. Dank je.
Ontroerend mooi, Hans
Prachtig, Hans.