De suikerfabriek (5)

Rabbi Sussja kreeg de vraag: ‘Wij bidden: “Bewijs ons goede genade” en “Die goede genade bewijst.” Is dan genade niet altijd goed?’
Hij legde uit; ‘Natuurlijk is genade altijd goed. Maar de waarheid is dat alles wat God doet genade is. Alleen de wereld kon de naakte volheid van zijn genade niet verdragen. Daarom heeft hij ze in gewaden gekleed. En zo vragen wij Hem dat ook het gewaad goed moge zijn’.

Ik lees de laatste tijd veel van Rabbi Sussja (1718-1800) in de onvolprezen verzameling Chassidische vertellingen van Martin Buber. Steeds weer keer ik bij hem terug. Je kent hem vast wel van de woorden die hij vlak voor zijn einde sprak: ‘In de komende wereld zal men mij niet vragen: Waarom ben je Mozes niet geweest? Ze zullen mij vragen: Waarom ben je Sussja niet geweest?’
Gisteravond, voor het slapen gaan, las ik voor de zoveelste keer bovenstaand stukje. Ik had net een bericht gezien van iemand die mij lief is en die lijdt aan een nare ziekte. In dit bericht vertelt zij dat de antibiotica toch niet (meer) aanslaat en dat de gevreesde ontsteking weer komt opzetten. Dat is een beangstigende ontwikkeling. Wat gaat er gebeuren? Weer nieuwe onderzoeken? Weer verder de medische molen in? Is er nog wel iets dat helpt? Waarheen glijd je af?
En dan in gedachten dat donkere gat waar alles in pijn en eenzaamheid samenkomt. Een illusie, natuurlijk, dat weet je ook wel, maar wel een illusie die kwellend aanwezig is. En die ook nog eens refereert aan de werkelijkheid dat je uiteindelijk geen macht hebt over je leven. Dat maakt het dubbel moeilijk. Want was is nou illusie en wat is waar?
Je kunt mediteren, je kunt bidden, je kunt je zinnen verzetten. Dat kan allemaal geen kwaad, want die noodlotsgedachten leiden tot niets, maar je kunt niet bidden en niet mediteren dat het niet zo is. Ik bedoel daarmee dat wat er ook gebeurt en hoe het ook gaat je een glimp opvangt van ‘de naakte volheid van zijn genade’, zoals Sussja het benoemt, die alle gewaden doordringt.
Is er om dat alles heen nog wel een hand die jou draagt? Is er binnen die onmetelijke genade wel plaats voor persoonlijke genade?

Genade is het wanneer het persoonlijk bestaan, het persoonlijk lijden en zoeken, doordrongen wordt van licht en liefde. Een licht en liefde waarin alle zwaarte en weerstand oplost en in een zinvolle samenhang blijkt te zijn opgenomen.
Maar wat nu wanneer het licht zo sterk is dat al het persoonlijke verdampt, totaal te niet wordt gedaan, en er geen punt van zelfbesef meer is?! Geen vrije wil, geen keuzes, geen ik en geen ander, geen herinneringen. Is zo’n volledige genade wel genade of is het vernietiging?
Je kunt ernaar verlangen, maar wil je het ook? Het einde van het ‘ik’, totale verlichting – het leek een doel om na te streven, maar nu je ervoor staat, wil je niet liever een beetje geluk en een beetje verdriet met al die mensen om je heen, heel die wereld, dat het weer in je zingt van zinvolheid? En dan vervolgens misschien een beetje meer geluk? En dan als het kan volledig geluk, met behoud van al je functies, je geliefden, je herinneringen? Een en al licht, maar net niet te veel. Of?

*

Ik droomde een paar nachten geleden dat ik in gesprek was met een kleermaker. Wij waren het er over eens dat het aanmeten, het passen en vervolgens dragen van nieuwe kleren een overgangsperiode kan inluiden. Als je je nieuw kleedt, vindt er een transformatie plaats, het bestaan verandert, zeiden we tegen elkaar en ik voegde er voorzichtig aan toe: ‘Het kan een opstanding, een wedergeboorte betekenen.’

Ik verblijf nu al bijna twee maanden in Duitsland en een kleermaker hier is een Schneider, een Snijder. De nieuwe gewaden worden op je toegesneden, op jou en mij, en wij worden toegesneden op de nieuwe gewaden. Zo kunnen we bestaan terwijl het eigenlijk onmogelijk is. In voortdurende wedergeboorte.

De werkelijkheid is. Daar kun je geen tittel of jota aan veranderen. Maar hoe je kijkt, hoe je je verhoudt, bepaalt hoe jij bent in de werkelijkheid. En dat is ook werkelijkheid. Zo verander je toch, terwijl het niet kan, de werkelijkheid. Als je je oude kleren aflegt en de nieuwe kleren aantrekt (de kleermaker staat glimlachend terzijde), is plotseling alles anders. Goede genade.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
3 comments on “De suikerfabriek (5)
  1. Richard Stienstra schreef:

    Dat is heel mooi opgeschreven Hans. De woorden houd me de hele dag bezig. Vandaag schonk ik melk in een beker. Althans dat dacht ik, er bleek een deksel op te zitten. De melkplas op het aanrecht was voor mij aanleiding om in huilen uit te barsten. Verdriet om het verdwenen zicht in mijn ogen. Troostende woorden van mijn vrouw hielpen niet, hoe goed bedoeld ook. De rauwheid van besef dat “dit” het is brachten genade.

  2. Wouter schreef:

    Idd
    Goede genade..
    Mooi

  3. Basil schreef:

    Goeie genade! Dat is nog eens iets anders dan de kleren van de keizer. Of niet? In Korintiers staat: “Nu kijken wij nog als door een spiegel, in raadselen. Maar dan kijken wij van aangezicht tot aangezicht”. Zelf ben ik er niet aan toe om de naakte waarheid onder ogen te zien, nou ja, misschien heel af toe een glimp. Maar wanneer is het ‘dan’? Kan ik in dit bestaan ook loslaten wat ik mij heb aangemeten – of wat mij is aangemeten door de eeuwige kleermaker? Heb ik daarin ook een keus? Kan ik in overleg gaan met de kleermaker en de stof uitkiezen en het snit? Ik kan me zo mooi voordoen, terwijl ik van binnen weet hoe anders het is, ook al weet ik dan niet precies hoe anders. De ene keer wordt ik afgerekend op mijn voordoen, het gewaad, de andere keer op wat daaronder schuil gaat. De nieuwe kleren waarvan jij spreekt is natuurlijk wel wat anders dan dat ik me steeds weer verkleed teneinde te ontlopen. Nou ja, je hebt me behoorlijk aan het denken gezet en op mijn vestje gespuugd. Werk aan de winkel. Ben heel benieuwd naar je vervolg. Boeiend! Het lijkt wel of de suikerfabriek een boek wordt…

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*