Gisternacht droomde ik weer over de kleermaker. Ik was naar hem onderweg. Ik had de precieze code gekregen voor het nieuwe gewaad dat hij voor mij zou snijden. Onderweg drong het tot mij door dat ik de code niet bij mij had. Ik wist hem ook niet. Moest ik nu terug om hem thuis op te halen? Nee, dat was niet nodig, bedacht ik, want de kleermaker had immers de code voor mij uitgeschreven nadat hij mij had opgemeten. Ik hoefde het niet te weten. Hij wist hem. Ik kon mij aan hem toevertrouwen.
Ik moest bij een T-kruising stoppen voor een stoplicht. Het duurde een tijd. Ik wachtte. Achter mij sloten auto’s aan. Het stoplicht sprong op groen. Ik moest hard trappen, tegen de helling op, om mijn voertuig (een soort trapauto) vooruit te krijgen, ik kreeg vaart en sloeg rechtsaf. Het enige wat ik moest doen was onderweg zijn met alles wat dat van mij vroeg. Met het resultaat hoefde ik mij niet bezig te houden.
Wat een rustiek ouderwets beeld! Ik hoef mij alleen maar toe te vertrouwen en mijn werk te doen. En toch was het zo in mijn droom en weet ik het zo in mijn hart. Om iets anders gaat het niet. Stoppen als je niet verder kunt, voortgaan wanneer het licht weer op groen springt, de richting inslaan waarvan je weet dat het de juiste is, soms staande op de pedalen tegen de zwaartekracht in, soms zonder dat je je extra hoeft in te spannen.
En dat in een wereld waar de Putins en Erdogans de dienst uitmaken, waar in het land van de vrijheid gekozen gaat worden tussen Donald Trump en Hillary Clinton. In een wereld waar het maar de vraag is of de mensheid het redt. In een universum waar sterren tot nova worden en hele stelsels door onmetelijke stofzuigers worden opgezogen. En daar zit ik in mijn trapauto mij in te spannen tegen een helling van niets met een paar auto’s achter mij aan onderweg naar het nieuwe gewaad dat voor mij klaar ligt.
Waar haal ik het vandaan? Want ik ben geen dwaas. Ik weet dat het universum is doordrongen van een kracht die zich in niets laat bepalen door mijn persoonlijke belangen, door welke persoonlijke belangen dan ook. Je kunt het een scheppende kracht noemen, je kunt het een vernietigende kracht noemen, het is de kracht van het voortdurende ontstaan en vergaan, die ik de Wil noem, maar die ik ook het Lot zou kunnen noemen, of de Werkelijkheid of God de Vader of de Wet of de Gang van Zaken, deze voortstuwende kracht, die geen acht slaat op wensen en verlangens, op noodkreten en smeekbedes, maar dwars door mij en alles heen gaat, met zijn meteoren, zijn ziektes, zijn zonsondergangen, zijn modderstromen. Hij gaat voort, als een storm door het landschap, een hand door het water, neemt mij op en werpt mij neer. Zonder genade, wat ik genade noem, want hij is van voor de goede genade. Hij is wat hij is. IJzingwekkend, te vrezen, niet te ontlopen, niet te beïnvloeden, deze kracht die zich nergens iets aan gelegen laat liggen. Alleen een dwaas ontkent hem en zegt dat hij hem niet vreest.
En daarbinnen, binnen deze onmetelijke Macht, heb ik een eilandje gevonden waar ik de liefde beoefen, een microbe op de schaar van de Kleermaker. Hoe haal ik het in mijn hoofd?! Jazeker, want ik haal het in mijn hoofd.
En met mij Rabbi Sussja.
Sussja bad eens tot God: ‘Heer, ik heb U zozeer lief en ik vrees U niet genoeg! Heer, ik heb U zozeer lief en ik vrees U niet genoeg. Maak dat ik U vrees als één van uw engelen, die doordrongen zijn van uw vreselijke naam!’ Direct verhoorde God het gebed en de Naam doordrong Sussja’s verborgen hart zoals dat van de engelen. Toen kroop Sussja onder het bed als een hondje en een dierlijke vrees schokte hem tot hij het uitjankte: ‘Heer, laat mij U weer liefhebben als Sussja!’ En God verhoorde hem wederom.
Daar ligt wat mij betreft de sleutel. Ik kan van alles denken en van alles overzien, groots is mijn zicht, hoog kan ik stijgen, maar ik ben dit, deze man, die door zijn ouders Hans is genoemd, die hoe beangstigend en overweldigend het bestaan ook is, toch steeds weer lief heeft. En liefde ontvangt. In liefde leeft.
Onderweg in mijn trapauto.
(wordt vervolgd)
Dank je wel Hans!
In liefde verbonden,
els
De weg is (soms) hard werken in de kracht van voortdurende schepping. Gelukkig voor de auto’s die volgen: in liefde. Dank je, Hans.
ik volg in je kielzog, inderdaad je droomt voor de hele stam. Ik heb lief!
Martje
Lieve reisleider, je droomt voor de hele stam.
Fijn om dit in de vroegte te lezen en mee te nemen de dag(en) in.
Wat een fijne droom die ik lees net voor ik ga slapen. Dank je Hans!