Films zitten mij in het bloed. Het bloed dat ik van mijn moeder heb meegekregen. Als mijn ouders naar de film waren geweest, vertelde mijn moeder de volgende dag wat er was gebeurd. Ja, wat er was gebeurd, want zo vertelde zij het, alsof het echt was gebeurd, zoals zij ook haar dromen vertelde, en verhalen uit de Bijbel en sprookjes. De wereld van de fantasie was voor mijn moeder een reële wereld, zo reëel dat zij in de bioscoop waarschuwende kreten slaakte wanneer de door een monster achtervolgde heldin een doodlopende straat in rende. Mijn vader vertelde dat achteraf aan ons, niet zonder spot en ook niet zonder enige schaamte, omdat hij naast haar had gezeten toen ze de bioscoop bij elkaar schreeuwde. ‘Alsof jij nergens bang voor bent,’ zei mijn moeder, ‘jij ligt nachten wakker wanneer er een belastingcontrole komt.’ Volgens mijn vader sloeg dat echt nergens op, omdat een belastingcontrole reëel was, maar ik vond dat mijn moeder wel een punt had, ook al kon ik niet uitleggen wat het punt precies was[i].
Met mijn vader zag ik als kind films waarvan ik niets begreep, zoals Helzapoppin’ en stomme-filmkomedies van de Keystone Cops, films die als een golf over mij heen kwamen, het ging allemaal zo snel en er was bijna geen verhaal in, zoals in mijn jongensboeken, maar dat deed er niet toe, mijn vader zat de hele tijd naast mij te lachen en ik lachte met hem mee, het was warm en vrolijk, betekenis deed er niet toe.
Dat was ook een manier om naar de film te gaan, die mij in zekere zin voorbereidde op latere kunstzinnige, experimentele films, waarvan ik niets begreep, maar waarin ik mij ademloos liet onderdompelen. Stromen van beelden die van alles in mij wekten zonder dat ik het kon navertellen.
Daartegenover stond dan Hitchcock, waar mijn ouders dol op waren, die je met zijn intriges en zijn spanningsopbouw wel bij de les hield. Mijn ouders gingen naar iedere nieuwe film van Hitchcock en mijn moeder vertelde daar dan over zodat ik het voor mij zag. Zo heb ik Rope al heel jong via haar gezien[ii]. Toen kwam Dial M for Murder, daarna Rear Window, toen Vertigo – ach, mijn moeder vertelde mij haar dromen niet meer, uit de Bijbel las zij niet meer voor, maar Hollywood bleef ons verbinden.
Er zijn veel films die ik haar zou willen laten zien, mijn vader trouwens ook. Ik denk dat mijn moeder Magnolia van Paul Anderson prachtig zou vinden, en misschien zou ze vervolgens extra genieten van de rust, het verhaal achter het verhaal, van Paterson van Jim Jarmusch, en dan als toetje de charme en bedwongen pathos van Jack Nicholson in China Town. Ik noem nu drie films die ik de afgelopen weken voor de zoveelste keer heb gezien, naast Guardians of the Galaxy 3, John Wick 4 (beiden via mijn kleinzonen, misschien geschikt voor mijn vader, stukken eruit zeker), Hellboy 1 en Hellboy 2 (even wennen voor mijn vader, maar de humor zou het hem doen) en van dezelfde regisseur The Shape of Water (mijn moeder!), Out of Sight, Hard Eight (ook van Paul Anderson) en niet te vergeten drie films van Wes Anderson, waarbij ik weer met huid en haar ben veroverd door Rushmore (Bill Murray, die is van na jouw tijd, vader, wat zou je van hem genieten!).
Bijna alle films hierboven laat ik graag zien aan de mensen die mij lief zijn. Het maakt dan geen verschil of ik ze voor de zoveelste keer zie, want als ik samen kijk, met vier ogen, is de film anders. Dat is iets wonderlijks. Het gebeurt trouwens niet alleen met een film, het gebeurt ook met een herinnering, hoe goed ik die ook meen te kennen. De herinnering blijft hetzelfde en is toch anders doordat iemand met wie ik verbonden ben luisterend met mij meekijkt. De herinnering is gebeurd, en tegelijkertijd is het een illusie, waar ik samen met die ander doorheen kijk, een vliedend gebeuren waaraan ik mogelijkerwijs deelhad, maar die ik niet meer ben.
Een herinnering is niet altijd een constante, het kan zowel een herinnering zijn aan een gebeurtenis in het verleden als een projectie van nu uit op het verleden. En als ik de herinnering vertel aan iemand die onbevangen met mij is, is het mogelijk dat het wonder gebeurt en dat de projectie wegvalt. Opeens is daar de gebeurtenis, die ik waarneem zonder dat ik er een emotionele reactie op heb. Doordat ik met een ander kijk worden mijn ogen van binnenuit geopend en zie ik het patroon waaraan ik deel heb in de tijd en waarin ik vrij ben – speler met de stenen van het lot.
Zo is ook een film een illusie, waaraan ik mij kan hechten en die ik in vrijheid kan waarnemen, als illusie én als spel van ervaring. Er zijn stukken in films, die ik, omdat ik ze al ken, liever oversla, bij voorbeeld omdat ze te pijnlijk zijn. Maar kijkend met de ander zijn er de emoties, kennelijk raakt dit iets van Hans, en aanschouw ik tegelijkertijd, is er het voortdurende gewaarzijn, degene die kijkt in/door Hans.
In het aanschouwen lossen de emoties op. En zie ik de film, dit kunstwerk, die via het tijdelijke het diepste in mij aanspreekt, zodat ik kijkend één ben met de kunstenaar. Of zie ik dat ik alleen door mijn emoties, zoals ik meende dat ik was, gebonden was aan een serie voorstellingen, van geweld, sentimentaliteit, wraak, opwinding, bevrediging, noem maar op, en dat het niets meer was dan een serie voorstellingen – geen kunstwerk, maar illusie, gefabriceerd om illusoire emoties op te roepen. (Tussen kunst en kitsch zijn er natuurlijk oneindig veel schakeringen.)
De films op het witte doek of op het scherm. De films in de nacht, de dromen. De films overdag, het persoonlijk bestaan in de tijd, het bestaan van hoop en vrees en het licht dat dit alles doorstraalt. Dit alles is meditatie, doorgaande meditatie.
(wordt vervolgd)
[i] Ik begrijp nu dat mijn moeder gelijk had toen ze zei dat mijn vader niet van haar verschilde wanneer hij nachten wakker lag vanwege een toekomstige belastingcontrole. Ook zijn angstvoorstellingen waren projecties op de leegte – beelden op het scherm van de eigen geest. Hij zag iets aankomen, zette zich daar schrap tegen, verzon strategieën, vluchtte, viel aan, verborg zich, terwijl dat wat hij zag aankomen misschien nooit zou gebeuren. Niet verschillend van de illusie van mijn moeder dat daar in die geprojecteerde wereld een vrouw echt haar ondergang tegemoet ging.
[ii] Toen ik hem 20 jaar later zelf zag, viel de film tegen, mijn moeders verhaal sprak mij meer aan, was ook niet zo traag. Weer 20 jaar later zag ik hem als voor het eerst zelf en genoot ik ervan.
Mooi Hans wat je vertelt: dat de ogen waardoor je kijkt naar een film, herinnering ea, anders kunnen kijken als je met een ander kijkt naar een voorstelling die je al eerder of soms heel vaak hebt gekeken. En dan een ander verhaal ziet, door de aanwezigheid van die dierbare andere.
En wat goed dat je moeder zo duidelijk wist dat de angsten van je vader vooraf gaand aan de belastingcontrole, niet anders, niet minder illusionair waren dan haar angstkreten tijdens de film in de bioscoop. Het helpt mij om het illusionaire van mijn eigen films over mijn herinneringen te kunnen zien als projecties vanuit het nu op toen.
Dank
‘Weer 20 jaar later zag ik hem als voor het eerst zelf en genoot ik ervan.’ – Zo’n mooi gegeven, dat kunst in de loop der jaren weer anders met je/met ons resoneert.
Fijn te lezen, fijne reminder met licht doorstraald.