Ik heb nu twee afleveringen geschreven over films. Het gaat mij hierbij niet in de eerste plaats om films, maar om het dagelijks leven. Dat is wat mij ter harte gaat. Mijn bestaan hier op aarde, ons bestaan.
Ik ben geen filmrecensent of cineast, maar films zijn voor mij van jongs af aan belangrijk geweest, niet alleen voor het vermaak, maar ook ter lering. Films beschouw ik als exempelen, verhalen over de oer-patronen in het menselijk bestaan. Het zijn verhalen die ik kan beleven, maar waarop ik met al mijn kennis en levenservaring geen invloed kan uitoefenen, want ze zijn al klaar. Wat dat betreft zijn ze anders dan dromen, want in de droom kan ik lucide aanwezig zijn, dus weten dat ik droom, en vervolgens invloed uitoefenen op hetgeen er gebeurt. Ik kan roepen wat ik wil, aan de film verander ik niets. Ik ben onderworpen aan het voorgeschotelde lot en overgeleverd aan de regisseur, de godheid die dit universum bestiert. In dat opzicht lijken films, in ieder geval de kunstwerken van de grote regisseurs, wel op de tragediën van de oude Grieken.
Dit als inleiding op een gebeurtenis die gisterochtend plaatsvond.
Zoals bijna iedere ochtend stond ik op terwijl Hanneke nog sliep. Ik ging naar beneden, maakte het ontbijt klaar, zat even rustig op mijzelf en ging toen terug naar de slaapkamer om Hanneke op te halen. Zij was net wakker, dat kwam goed uit, want ze kan er slecht tegen om wakker te worden gemaakt. Ik praatte wat met haar, hielp haar uit bed, liep met haar naar de badkamer, waar zij op de wc ging zitten. Ik maakte het bed op, ging naar de badkamer en leidde haar terug naar de slaapkamer om haar daar aan te kleden. Alles nogal voorspoedig, want op al die overgangen kunnen problemen ontstaan, het luistert nauw bij Hanneke, zij steigert wanneer zij ook maar iets van dwang ervaart (zij is in veel opzichten als een twee- driejarige, die alles zelf wil doen en niet weet of niet wil weten dat dit vaak niet kan). Zij liep achter mij de slaapkamer in om zoals gebruikelijk op de rand van het bed plaats te nemen, zodat ik haar haar broek kan aantrekken en haar schoenen.
Het is een wat lange introductie geworden, maar dan begrijp je hoezeer dit met alle ups en downs voor ons een dagelijkse routine is. Zo doen we dat, met alle onderhandelingen, liefkozingen en strubbelingen die erbij horen. Maar ditmaal kwam er een kink in de kabel. Opeens stond ze stokstijf stil naast het bed, haar ogen werden dof, ze versteende, het leven trok uit haar weg en zij was er niet meer. Van het ene op het andere moment was zij niet meer hier. Alsof ze een epileptische aanval kreeg of een beroerte. Ik zei: ‘Wat is er liefje?’. Ik zag dat ze mij niet hoorde. Zij stond als bevroren, kreunde kort en schreeuwde het toen uit, één adem lang, met een donkere stem. Het was een kreet van panische verlorenheid, woedend en smartelijk tegelijk, die alles doordrong en waar ik toch geheel buiten stond. Ik kon niets voor haar doen.
Het gebeurt wel vaker dat ik Hanneke niet kan bereiken. In haar monologen en koortsachtige wandelingen door de kamer, de toneelstukken waarin ze in het middelpunt staat. Ik laat haar dan daarin, zo gaat het met alzheimer en het is haar vorm van leven. Maar dit was anders, hier ging het niet om het leven maar om de dood. Het was in filmtaal alsof Michael Myers plotseling uit de kast was gestapt en met zijn vleesmes voor haar stond – er was geen redding mogelijk. Niet alleen omdat je aan Michael Myers niet ontkomt, maar omdat de film al klaar was en alleen maar afgedraaid kon worden, er kon niets aan veranderd worden. Ik dacht: ‘Ze schreeuwt het uit omdat dat nog het enige is dat zij kan doen. En hier sta ik.’
Een scherf die losgebroken is uit de werkelijkheid en niet meer terug past. Ken je dat gevoel? En ken je ook het gevoel dat iemand, de ander, lijdt met een cirkel om zich heen en dat je volstrekt onmachtig bent?
Het is nog niet klaar, want het volgende moment stroomde het gat in tijd en ruimte, daar tegenover mij, weer vol met leven en stond Hanneke daar weer. Ik pakte haar beet, dat kon nu, sloeg mijn arm om haar heen en zei: ‘Wat was dat, schatje?’ Maar zij wist het niet meer. Zij trilde van top tot teen, dus haar lichaam wist het nog wel, maar haar brein met de woorden wist het niet. Ik hield haar in mijn armen tot het trillen ophield. Toen kleedde ik haar aan en gingen we naar beneden.
Ik vertelde erover aan iemand en die zei: ‘Dat was dus iets in de hersenen.’ Zeker, dat was iets in de hersenen, daar ga ik ook vanuit, er werd iets aangevreten of er loste iets op, maar daar gaat het mij niet om. Het gaat mij erom dat ik de intensiteit van de gebeurtenis herkende, hoe kort deze ook duurde. Ik herkende het gevoel en ik herkende de kreet. Zo’n kreet heb ik zelf ook vele malen in mijn leven in mijzelf gehoord en ook een aantal malen precies zo uitgestoten. Daar stond niet alleen een ander die ik niet kon bereiken, daar stond ik zelf in mijn onbereikbaarheid.
Ik herinner mij hoe ik zo stond, onmachtig tegenover het onwrikbare, bij de dood van mijn broer, het einde van mijn eerste huwelijk, verbroken vriendschappen, de slagen van het lot. Er was niets dat ik kon doen, het was het lot, ingegrift in de nerven van mijn ziel, vastliggend op de filmrol waaraan niets veranderd kan worden. En of ik nu hoog of laag sprong, het lag op mijn bord en het bleef op mijn bord liggen.
Ik, zoals ik ben, die ene met dat ene lot, waarin hij anders is dan een ander, hoe verbonden hij verder ook mag zijn met iedereen. Hier ben ik op het moment van het lotsgebeuren alleen en op mijzelf. En hier kan ik het uitschreeuwen, even, zoals Hanneke het uitschreeuwde.
Dat is het wat wij mensen kennen: dat wij werkelijk alleen zijn in ons lot, ons fysieke en psychische zo-zijn. En dat we in het staan in ons onvergelijkbare lot onze diepste angst ervaren, de angst die nog geen object heeft en louter angst is.
Hier sta ik, verbijsterd in mijn individualiteit, omspoeld door het leven. Hoe is het mogelijk dat ik, die aan de nachtelijke hemel de sterren zie flonkeren, die de onmetelijkheid ken en door liefde word bewogen, zo word genageld aan deze bestaansvorm en daarin hulpeloos sta?
Dit meende ik dus in een flits bij Hanneke te zien. Ik zag haar gevangen in de filmrol van het onontkoombare en ik hoorde haar noodkreet. Zoals ik dat van mijzelf ken en zoals ik dat in de intimiteit van het contact ook van anderen ken. En vervolgens stopte de film en zag ik hoe zij weer vloeibaar werd. De werkelijkheid ontvouwde zich en ik was vanuit mijn vloeibaarheid met haar. Wij waren weer niet zozeer twee onderscheiden wezens als wel twee aspecten van eenheid, de eenheid van leven. Weer verbonden met elkaar. Verbonden, zoals ik het ervaar, in een veld van mededogen.
Dat noem ik lotsverbondenheid.
*
Ik weet niet of je het hebt gemerkt, waarde lezer/lezeres, maar ik ben bezig om twee thema’s samen te brengen en af te ronden, namelijk het thema Lotsverbondenheid en het thema Deze wereld als illusie. Als het lukt, is de volgende aflevering de laatste van beide reeksen.
Dan, zeg ik tegen mijzelf, ga ik even op mijn lauweren rusten. We zullen zien.
(wordt vervolgd)
Dank
zoals jij in je hart verbonden kunt blijven met Hanneke, die in haar bevroren toestand onbereikbaar is,
en dat ze na de verstening toch weer gaat stromen in je armen.
telkens is er in de verschrikking zoveel schoonheid..dank je wel.
Het eerste deel van je verhaal ervoer ik als zeer beklemmend. En wat een verademing dat het gat toch weer vol stroomt. Ongelofelijk Hans hoe je dat iedere keer weer doet, zowel de verzorging van Hanneke, alsook het vertellen daarover. Dat is wat er bij mij gebeurt. En dan het bevriezen laten zijn en vertrouwen dat bevriezen en smelten uiteindelijk toch bij elkaar horen.
Dank je Hans voor zoals je jouw ervaringen met ons deelt. Op de barre rots van jullie leven nu, weet jij zo diep te voelen, dat je mij en ons opnieuw een parel van een vergezicht biedt.
Tranen in m’n ogen, van ontroering en pijn. Jullie beiden raken me diep.
zó raak, zó herkenbaar en zó allesomvattend…
Ontroerend
Stil word ik ervan. Ooit las ik het boek van Hans Siepel die de taal van de ziel van z’n moeder leerde verstaan. Waar door het dementerende brein de klanken van het opgeslagen trauma van seksueel misbruik doorheen klonk. Het lichaam en de ziel spreekt nog steeds, al verdwijnt het brein. En jij Hans beweegt en trilt daarin mee en geeft er weer taal aan voor ons.
Veel dank daarvoor
Aangrijpend inderdaad, als een trauma(verwerking) – het lichaam weet het nog, jeetje dat is toch wat.
Het is geen film, maar wel heel spannend verteld.
Dit vond ik zo treffend verwoord: Een scherf die losgebroken is uit de werkelijkheid en niet meer terug past. Ken je dat gevoel? En ken je ook het gevoel dat iemand, de ander, lijdt met een cirkel om zich heen en dat je volstrekt onmachtig bent?
Dank voor beschrijving van de ervaring.
Jesus schreeuwde toen hij vastgenageld was op het kruis; “ Mijn God, waarom hebt ge mij verlaten”. Maar op hetzelfde kruis toonde hij mededogen met de misdadiger die (h) erkende wie Hij in diepste wezen was
Dank! Vele beelden komen op, mens alleen en toch die verbondenheid die als ze erkend wordt, vele perspectieven kan bieden!
Wat een eerlijk, waarlijk proces.
Zo fijn dat je het deelt.
Zo verbonden met elkaar dat het ook wordt begrepen in liefde❤️
Aangrijpend mooi beschreven!