Tweelingbroer. Kind van dezelfde vader en moeder en toch heel anders. Omsloten door een eigen huid, op een ander tijdstip begonnen aan het leven, een andere plaats innemend in de ruimte, met een eigen lot (want die dakpan die door de storm is losgewrikt kan maar op één plek neerkomen) en dus ook met een eigen potentieel. Hoe gelijksoortig ook van afkomst, toch anders van vorm en gesteldheid.
Tweelingbroer. Ik die altijd had gedacht dat ik schrijver was en schrijver zou worden, begon rond mijn 25e te merken dat ik kijk had op mensen en dat ik het vermogen had om hen te helpen om meer heel te worden. Ik merkte dat ik behalve schrijver in de dop ook psychotherapeut in de dop was. En ik begon mij als psychotherapeut te ontwikkelen.
Dat ging niet zonder slag of stoot. Mijn kijk op mijzelf veranderde en ook mijn omgeving veranderde. Niets stond meer vast. Het was een tijd van vinden en verliezen.
Ik verloor de vrouw die met de schrijver was getrouwd – zij moest niets weten van zijn nieuwe werk. En ik vond de vrouw met wie ik sindsdien getrouwd ben. Mijn eerste vrouw, de vrouw van de schrijver, was een kunstenaar – zij schilderde. Mijn tweede vrouw, de vrouw van de psychotherapeut, was sociaal psycholoog. Ik verloor vrienden en kreeg nieuwe vrienden.
Van de ene bestaansvorm ging ik over in de andere. Bij iedere overgang moet je tol betalen. Het waren moeilijke jaren. Het was afscheid wat de klok sloeg. Onzekerheid en schuldgevoel. Het was ook een feestelijke tijd, extatisch soms. Een voortdurende ontdekkingsreis.
Ik werd psychotherapeut, ik werd leraar, ik zette een instituut voort en begon een instituut, werd ondernemer, werd genezer, kreeg een kring van leerlingen, verkocht het instituut en droeg het over aan leerlingen en oud-leerlingen, beëindigde de leerlingengroep, begon weer te schrijven, vormde een nieuwe leerlingengroep, onderrichtte van alles totdat er niets meer apart te onderrichten viel en toch.
Hoe vaak is het niet gebeurd dat mijn tweelingbroer naast mij bleek te lopen en mij meevoerde, meelokte, overreedde een andere weg te gaan, schijnbaar een parallelweg, die na enige tijd toch een kruisweg bleek te zijn.
En weer loopt hij nu naast mij. Die andere, die altijd jonger is, frisser, vitaler. ‘Ben je daar weer?’ zeg ik. We kijken elkaar aan. Hij zegt: ‘Haal je nog steeds ontheemde eendjes uit de rivier?’
Ik zeg: ‘Ja, dat zal ik waarschijnlijk altijd blijven doen. Het zit in mijn bloed. Ik word nu eenmaal bewogen door mededogen.’
We staan stil. Ik raak hem aan, mijn handen tegen zijn handen, mijn hoofd tegen zijn hoofd. ‘En jij?’ zeg ik, ‘Zie ik het goed? Bemoei jij je nergens meer mee?’
‘Zo kun je het zeggen. Gods water over Gods akkers. Er hoeft niets hersteld te worden.’
‘Dat is waar. In bergen en in dalen, ja, overal is God. Maar al is God overal, dat verandert niets aan de aard van het beestje. Het beestje blijft zoeken, het beestje blijft lijden.’
‘Het staat te bezien,’ zegt hij.
‘Ik ben het helemaal met je eens.’ Ik sla mijn armen om hem heen. Hij is met een experiment bezig. Hij draagt een kom water met zich mee. Het is een onderzoek, uitgaande van een vraag: ‘Blijft de druppel gelijk aan de oceaan, ook wanneer hij uit de oceaan wordt genomen en wordt omsloten door een stoffelijk omhulsel? Blijft essentie vrij in zichzelf, ook wanneer zij de wereld van ruimte en tijd ingaat, de wereld van lichaam en psyche, van liefde en dood?’ Het is een werkelijke vraag en een open onderzoek. Ik vind het een interessant experiment. Vooral zijn stille toewijding – het doorgaan zonder enig fanatisme, het onschuldige benieuwd zijn – raakt mij. Ik vind het mooi om te zien, aantrekkelijk ook. Ik wil wel met hem bevriend zijn.
‘Wat doe je?’ roept hij uit. ‘Je voegt iets toe. Je verandert iets aan het water.’
‘Ik verander niets,’ zeg ik, ‘ik heb geen enkele bedoeling, ik doe niets bijzonders. Zo ben ik. Ik ben gewoon omgeving.’
‘Als de wind die over het water strijkt,’ vult hij aan. ‘Ja, het is mogelijk.’
Zo sprekend lopen we verder. We hebben nog niet alles besproken. Er komt nog iets. Dat kan ik voelen. We gaan naast elkaar. Ik met mijn emmer met snaterende eendjes, hij met zijn kom water. Ik kijk opzij. Er zwemt een eendje in zijn kom. Hij kijkt opzij. Het water in mijn emmer is stil.
Lezen
Gelezen
en
Herlezen
Opgenomen
Ingenomen
Ingeademd
Uitgeademd
Stilte….
Iets Veranderd?
Lieve Hans,
“Totdat er niets meer apart te onderrichten viel”.
Ja, dat herken ik helemaal in hoe jouw leraarschap zich ontwikkeld heeft.
En zich nog steeds aan het ontwikkelen is.
Lieve groet Marian
Wat een mooie blogreeks was dit weer. Je droom raakte mij en ineens droomde ik zelf ook weer. Heel fijn.
De manier waarop je de vraag van je onderzoek formuleert is zo essentieel dat het een antwoord is. Ik geef toe ik was het spoor bijster en zocht naar het verband tussen die eerste droom waarmee je was begonnen en het vervolg.
Je verhaal is voor mij ook een schilderij dat pas als het af is zijn geheim onthult.
Dan moet de schilder wel op tijd weten te stoppen met toevoegen en tijdens het schilderen verbonden blijven met die essentie. Soms lukt me dat niet … Dank je wel voor deze taal.
voelbaar Hans, je bent omgeving en tegelijkertijd leer je me die intense liefde van de aarde alsmaar te voelen, God’s tuin. Ik droomde zelf ooit van een prachtige tuin en bij de put in die tuin stonden een blank meisje en een neger jongetje. ‘k Voel parallelen. Liefs weer!
Ben sprakeloos, het is helemaal stil van binnen.
Dankbare groet,
Erica
Wat een prachtige, ontroerende reeks vertellingen over je dromen en de samenhang met je leven. Wat mij erg ontroerde is de nadere kennismaking met je tweelingbroer als hoeder van de essentie; de unieke druppel uit de oceaan.
Die tweelingbroer bleef mij bezighouden. Heeft niet iedereen zo’n tweelingbroer die op de achtergrond altijd aanwezig is en je door je leven heen herinnert aan je essentie en aan je keuzevrijheid om je eigen levensweg te gaan?
Heel mooi vind ik ook het eind, waarbij de inhoud van de emmers onderling is gewisseld.
Je gelooft niet meer in God zei je, alleen in dit zo zijn. Dan is het een het ander en het ander het een. Daar moest ik aan denken.