Dat waren krachtige verlichtende dromen.
Het was alsof ik op het nippertje was gered. Uit de donkere afgrond opgetild in het licht. Die opwinding, die dankbaarheid en ook dat gevoel van gezien te zijn en meer nog: uitverkoren te zijn. De inwijding waarnaar ik zo had verlangd, had plaatsgevonden. Niet in een Tibetaans dal bij volle maan te midden van andere in het wit geklede novieten, maar op mijn eigen toneel, in mijn stad, Amsterdam, in mijn beeldentaal. Het was werkelijkheid, ook al was het in een droom gebeurd, want ik beleefde het nu. Ik besefte dat ik was opgenomen in een liefdevol weefsel en dat ik in dat weefsel, vanuit dat weefsel een eigen taak had. Ik voelde mij uitverkoren. En vooral was ik dankbaar, heel dankbaar. Ik vond het zo lief van juffrouw Hofmans dat zij aan mij had gedacht.
Nu, meer dan 45 jaar later is de dankbaarheid niet gesleten. En ik voel mij nog steeds een uitverkorene.
Alleen: ik voel mij niet meer uitverkoren doordat mij iets wonderbaarlijks is ten deel gevallen, doordat een grote vader/moeder zich over mij heen heeft gebogen en mij heeft opgeheven, maar door het huiveringwekkende besef dat hier waar ik ga mijn weg is en dat dit een onvermijdelijke weg is. In deze unieke zin ben ik net zoals iedereen onvergelijkbaar deel van het leven. Met al mijn kwaliteiten en al mijn stommiteiten, gerealiseerd en ongerealiseerd, ben ik dit en niets anders. En dit dit-en-niets-anders is opgenomen in de Hulp. En vindt, indien het zich toevertrouwt, daarin verlossing. Moment na moment. Zo de tijd vervullend.
Ik geloof niet meer in God, ik hoop niet meer op volledige verlossing. Er is niets anders dan dit wat er is en het is aan mij om hier volledig te zijn. Volledig zijn hier noem ik liefde. Daarbuiten is er geen opdracht.
Ik begrijp er niets meer van. Het is werkelijk een wonder.
Ik kijk met een zekere vertedering terug naar die jonge man (ik was 25 jaar). Mijn dochter Merel was net geboren. Ik was heel gelukkig met haar, ik was gelukkig met mijn vrouw, ik wist hoe het zat, hoe het leven geleefd moest worden, ik wist dat er een Bedoeling was en in het geheim wist ik ook wat de Bedoeling was. De bron was een tijdlang verstopt geweest, maar nu schreef ik weer – artikelen, verhalen, gedichten.
Er was zich ook iets anders aan het ontwikkelen: ik wilde mensen helpen, niet door te schrijven, maar in het directe contact. Ik bleek zicht te hebben op mensen, op hoe zij ten diepste waren, hoe zij waren wanneer zij zich uit liefde bewogen, en hoe zij dit oorspronkelijke zijn weerstonden en zelfs saboteerden.
In de taal van de droom: ik maakte voor het eerst contact met mijn tweelingbroer – ik kende hem niet, maar ik herkende hem meteen.
(wordt vervolgd)
Lieve Hans, kun je (nog eens) wat meer zeggen over christen zijn en geloof in God?
Dank Hans voor de wijze woorden van jouw en juffrouw Hofmans.
Het is ook aan mij om hier helemaal te zijn, niets achter te houden, bibberend en wel,van binnen uit, in Liefde.
Erica
Toen ik het zinnetje las “”ik geloof niet meer in God”” was ik teleurgesteld. Ik ben voor de helft katholiek opgevoed. Moeder katholiek, vader communist.Als kind vond ik dat heel verwarrend, het klopte niet, mijn vader was ook met zijn fouten een goed mens, maar hij zou niet in de hemel komen.Later was ik er blij mee het heeft me kritisch gemaakt.Nu is er weer verwarring,jij bent een van mijn leraren Hans, ik herken mij in jouw teksten, ze raken me.Ook als je schrijft over de Ene, daar zit voor mijn gevoel geen onderscheid in.Voor Hulp richt ik mij tot God (wat dat ook mogen zijn) en als het klopt krijg ik die. Wat ik me nu afvraag, is dit weerstand, wil ik toch nog houvast,ik weet het niet.
Lieve groet en dank voor deze verwarring
Erica
@ Erica: Ik ben over juffrouw Hofmans aan het schrijven. Weer. Korte tijd voor haar dood sprak zij de volgende woorden uit: Geloof is een vals kristal en ontneemt de ware toedracht aan verleden, heden en toekomst.
Ik heb veel geloofd in mijn leven, maar al dat geloven ben ik gaandeweg als ballast gaan ervaren, die mij verhindert om te zijn waar ik ben.
Lieve Hans,
Dank je wel. Ja, we zijn waarlijk lotgenoten van het leven. Ieder op zijn of haar plaats.
Marian
Wat een troost en weldaad om jouw bericht te lezen. Ja, soms raakt er iets verstopt in mij en dan zoek ik je weer op – op afstand, en dat is genoeg. Dank aan deze Hulp in mijn leven. Dank aan deze verbondenheid. Dank aan de liefde.
maar door het huiveringwekkende besef dat hier waar ik ga mijn weg is en dat dit een onvermijdelijke weg is ….
opgenomen in de Hulp …. zich toevertrouwt … Zo de tijd vervullend.
O geweldig Hans, in mij woelt er echt nog her en der verwachting op die verlossing, alsof het nog van buiten moet komen. Ik was net ah wieden in m’n tuin, had geen zin om naar Usmem (paard) te gaan. Ze zoekt het maar even uit, moest eerst erg veel onkruid weghalen. Bovenstaand gelezen te hebben, haal ik ook nog wat verwachtingsvolle onkruid in m’n hoofd/hart weg. Fijne dag! Martje