Een intermezzo in drie delen

Ik was een jaar of elf, twaalf toen ik mijn eerste gedicht schreef. Bij de kauwgom zaten plaatjes van voetballers en filmsterren – die plaatjes spaarden we. Toen ik er een paar inplakte in het daarvoor bestemde boekje, zag ik dat een van die filmsterren leek op Nellie Simons, die bij mij in de klas zat en op wie ik net in die tijd verliefd was. Iedereen was trouwens verliefd op haar. Nellie had nog een zusje, Annie, en die was bijna net zo mooi als zij. Dat was handig, want als het niets zou worden met Nellie kon ik het altijd nog proberen met Annie.
Hoe langer ik de foto van die filmster zag, hoe meer ik zeker wist dat Nellie er later zo uit zou zien. Ik vroeg mijn vader een wit vel papier en plakte de foto daarop. Toen tekende ik met kleurpotloden een lijstje om de foto met hartjes er doorheen. Ik wilde dat het er echt uitzag en dat lukte. Vervolgens schreef ik in mijn netste handschrift hoe mooi Nellie was en hoe lief, vooral haar wangen, die waren zo zacht, en haar donkere haar en haar bruine ogen. Ik schreef alles op wat ik wist. Daaronder zette ik mijn naam. Het papier vouwde ik zorgvuldig op en ik stak het in mijn zak.
Mijn moeder en mijn vader liet ik het niet lezen, ook niet aan mijn broer, want die kon zijn mond niet houden. Ik liet het wel zien aan Harrie, een van de grote jongens die al een paar keer waren blijven zitten en in een apart groepje bij ons in de klas zaten. Harrie was evenals ik verliefd op Nellie, wist ik, en daarom mocht hij het zien. Ik had eer van mijn werk, want hij vond het prachtig en begreep ook precies wat ik bedoelde. Hij zei: ‘Ik neem het even mee naar de wc, want ik wil het goed bekijken’. Ik vroeg of hij het dan wel direct teruggaf. ‘Ja, natuurlijk’, zei hij, maar hij kwam niet terug en toen ik in de klas naar hem toeging, zei hij dat hij het papier in de wc had laten vallen en dat het nat was geworden en dat hij het toen maar had doorgetrokken. Eerst geloofde ik hem, maar toen zag ik dat hij raar keek en toen geloofde ik hem niet meer. Ik kon niets doen, want hij was veel sterker dan ik.

Aan het eind van die week of een week later kregen we een versje op dat we moesten leren en dat de meester maandag zou overhoren. Elke week moesten we zo een couplet van een psalm of gezang uit ons hoofd leren. Soms was dat een vers van acht regels, soms van zes regels; ditmaal was het heel kort, niet meer dan vier regels. De meester nam het even met ons door, vlak voordat we naar huis gingen. Het was het vierde couplet van Gezang 125:

O Sion, schoon mij enig lief,
gij hebt geroofd mijn hart en zinnen,
maar zelfs uw roof doet mij gerief:
nu kan ik u alleen beminnen!

Ik begreep er niets van. Ik wist niet wat Sion was en ik wist niet wat er geroofd was. Het enige wat ik begreep was de laatste regel. Nu kan ik u alleen beminnen, dat begreep ik, dat deed ik ook bij Nellie Simons. En toen zag ik opeens dat Sion wel heel veel op Simons leek.
Na schooltijd herschreef ik op de schrijfmachine van mijn vader het gezang, met O Simons in plaats van O Sion. Van gij maakte ik jij, van uw jouw en van u jou. Het werd een schitterend gedicht, alsof het eigenlijk zo bedoeld was. Zo zag het eruit:

O Simons, schoon mij enig lief,
jij hebt geroofd mijn hart en zinnen,
maar zelfs jouw roof doet mij gerief,
nu kan ik jou alleen beminnen!

Nog diezelfde middag ging ik met mijn gedicht naar het huis van Harrie, die niet ver van ons vandaan woonde in een groot huis met een rotstuintje ervoor. Hij was thuis en ik liet hem lezen wat ik had geschreven. Hij vond het weer heel mooi en wilde het meteen hebben. Hij was zo dom dat hij helemaal niet merkte dat het eigenlijk het gezang was dat de meester diezelfde morgen nog had voorgelezen. Hij leerde nooit wat, ook geen psalmen en gezangen, daarom zat hij in dat groepje apart. Hij wilde het hebben om aan Nellie te geven, maar dit keer liet ik het mij niet afpakken. Ik zei dat hij het maandag mocht hebben voor een dubbeltje, en ik voegde eraan toe dat ik nog veel meer gedichten voor hem zou kunnen maken, als hij dat zou willen. Steeds voor een dubbeltje per gedicht. Zo werd ik hofdichter van de grote jongens.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
3 comments on “Een intermezzo in drie delen
  1. Nina Elshof schreef:

    Het doet me denken aan de film ‘The half of it’, waarin een meisje liefdesbrieven schrijft voor een jongen en hij haar daarvoor betaalt. Prachtige film overigens.

  2. Basil schreef:

    En arme Nellie, die wist van niets?

  3. Petra Bos schreef:

    Heerlijk, wat een handelsgeest!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*