Het leek mij vreselijk als je je moeder moest missen, het allerergste wat er kon gebeuren. Daarom stak ik dadelijk mijn hand op toen de meester vroeg wie de nieuwe jongen wegwijs wilde maken. Zo kwam Karel Winkelmann naast mij te zitten. Dat was het begin van onze vriendschap.
Het was vriendschap op het eerste gezicht, maar ik zou het ook verliefdheid kunnen noemen, zo graag wilde ik bij hem zijn. En zo graag wilde ik dat hij graag bij mij was. Het was voor het eerst dat ik zag dat een jongen mooi was, zo had ik nooit eerder naar jongens gekeken. Ik zag zijn zwarte haar, zijn donkere ogen, de soepele manier waarop hij bewoog en ik moest denken aan het circus waar ik met mijn ouders was geweest, de jonge acrobaten die hoog boven de menigte danspassen maakten op het slappe koord, de handen iets opzij voor het evenwicht. Vanaf het allereerste moment wilde ik dichtbij hem zijn en alles van hem weten en hem alles vertellen wat ik nog nooit aan een ander had verteld. En vooral wilde ik avonturen met hem beleven, dat we dingen zouden doen die ik nog nooit had gedaan, spannende en gevaarlijke dingen.
Daarvoor was ik aan het goede adres bij Karel Winkelmann, want die hield van spannende dingen, zoals ik al snel merkte toen meester Koekoek ons na zijn toespraak voorging in gebed. Het ochtendgebed duurde op maandag langer dan anders omdat God dan voor de hele week om hulp werd gevraagd, eerst voor zieke en zielige mensen en tenslotte voor de Kerk, het Vaderland en het Huis van Oranje. Bidden was bij ons op school een belangrijke bezigheid, die aan strikte regels was onderworpen. Zo dienden wij tijdens het gebed, totdat het slotwoord ‘Amen’ werd uitgesproken, onze rug recht te houden. We moesten onze handen gevouwen voor ons op de bank leggen en we moesten, dat was het allerbelangrijkste, onze ogen de hele tijd stijf dichthouden. Door op deze manier te bidden drukten wij onze eerbied uit, eerbied voor God, zeiden de meesters en de juffrouwen. Wat ze niet zeiden was dat zij zo in één door de hele klas zwiepende oogopslag konden controleren of er geen kattenkwaad werd uitgehaald. En o wee, wanneer iemand de regels verbrak! Een ingezakte rug werd nog wel door de vingers gezien, daar werd alleen iets van gezegd, maar als je erop werd betrapt dat je keek tijdens het bidden of dat je je handen niet gevouwen voor je op de bank hield, werd dat beschouwd als een doodzonde. Daar kwam je niet vanaf met een kwartiertje in de hoek staan, dat werd op z’n minst nablijven en strafregels schrijven. Je viel diep in ongenade bij God en de meester of de juffrouw, en daar moest je de prijs voor betalen.
Meester Koekoek was nog maar net met het gebed begonnen toen ik opeens een scherpe pijn voelde in mijn linker bovenbeen, vlak onder de rand van mijn korte broek. Even dacht ik dat de nieuwe jongen een brandglas gericht hield op mijn been. Wij bezaten allemaal wel een brandglas, zo’n goedkoop dingetje, uit één stuk gegoten, waarmee je als de zon krachtig genoeg was van alles kon laten smeulen en dat wij soms ook onverhoeds op het schoolplein gebruikten om elkaar kleine puntige brandwonden toe te brengen, maar deze pijn was toch anders. Ik boog mijn hoofd iets verder omlaag, zodat de meester als hij zou rondkijken tijdens het bidden, mijn ogen niet zou kunnen zien, en opende toen voorzichtig mijn linkeroog. Door de waas van mijn oogharen zag ik dat mijn nieuwe buurman een glinsterend mes met de punt tegen mijn bovenbeen gedrukt hield. Hij trok het mes een stukje terug en prikte mij toen weer. Het was eigenlijk meer aanraken dan prikken, want er kwam geen bloed. Vervolgens deed hij het mes vlak onder de klep van de bank met een voor mij hoorbare klik dicht en legde het met zijn rechterhand op de bank tussen ons in. Ik kon het net zien vanuit mijn ooghoek. Het was een smal mes met een glimmend zwart heft. Hij tikte er zachtjes op met zijn wijsvinger en wees toen in mijn richting. Zijn gezicht kon ik niet zien, alleen zijn rechterhand en het mes. Het was heel gevaarlijk wat hij deed, niet alleen voor hem, maar ook voor mij, want ik wist wat hij aan het doen was: hij daagde mij uit. Het mes was voor mij, maar dan moest ik het wel pakken.
(wordt vervolgd)
Mooi en spannend; ik kijk uit naar het vervolg!