Dit gaat over het verschil tussen geloven en weten.
Een heel belangrijk verschil!
In het gereformeerde klimaat waarin ik opgroeide ging het over ‘geloven’.
En dat geloof behelsde dat je dingen aannam. Het ging er dus niet om of je ze concreet ervoer als waar, maar dat je ze beleed. En waarom? Tja, eigenlijk vooral omdat je dan in de hemel kwam.
Als er dus iets was dat ik wel vond, maar dat niet klopte met het geloof, dan hield ik dat voor me.
De hele gereformeerde omgeving deed daaraan mee. Mensen gingen niet met elkaar om omdat ze daar vrolijk van werden, maar omdat ze van dezelfde kerk waren.
Als je maar in God en in Jezus geloofde, dan zat het goed.
Dat is wel een beetje uit de tijd, het is allemaal een stuk losser geworden.
Het gaat er nu toch wel meer om of het wáár is wat je zegt, en of je er blij van wordt.
Ik vind geloven niets waard zolang ik het niet ervaar, zolang ik niet weet dat het echt waar is. En dan vraagt het om een inspanning die ik uit mezelf niet zo gauw zou doen, want ik moet punt één mijn eigen egocentrische pleziertje onder ogen willen zien, en punt twee dit vervolgens willen opgeven, zonder gezucht.
Ook is het dan altijd zo dat mijn naasten, mijn geliefden, degenen zijn die de meeste last hebben van dat egocentrisme, en zelfs ook dat het zich juist in die intieme verhouding maximaal voordoet!
Het wordt me steeds meer duidelijk dat ik dat benauwde gevoel dat ik krijg als ik op mezelf ben gericht, en dus egocentrisch ben, een heel juist en precies teken is dat ik mijzelf en de waarheid in de weg zit.
Wat zit dat dan eigenlijk mooi in elkaar.
Je kunt niet tegen jezelf ingaan zonder een signaal dat je dat doet!
Als ik zo leef, dan geloof ik niet in God, maar dan erváár ik God. Dan is dat onaangename gevoel dat ik krijg als ik sjoemel een teken van waarheid.
Dat verdwijnt gelukkig niet met Alzheimer, want het is wezenlijk en onaantastbaar.
Ja, Hanneke, ik weet wat het is om niet op mezelf gericht te zijn en te leven naar mijn hoogste weten. En dat weten heeft een persoonlijke vorm, de waarheid zoals hij door dit mens in deze situatie heen komt. Voorheen ging ik af op wat ik wist dat waar was, zonder te ervaren en uit te spreken hoe ik dat zag, een soort abstracte waarheid. Ja, dat is sjoemelen, weet ik nu, want ik laat niet het achterste van mijn tong zien, ik blijf buiten schot. Dat werkt niet (meer)! Nu is wat ik als waar ervaar veel spannender, levendiger, brengt opwinding.
Afzender: Wim van der Sluis (1939), Zandeweer (Gem. Eemsmond).
Ik wandelde regelmatig met mijn dementerende vrouw, Wil (1945-2012). De enige twee woorden die ze daarbij tot aan haar einde nog met een vrolijk gezicht kon zeggen, waren: “mooi hè?”
Dat was alles, dat omvatte alles; zij bleef en blijft de volledige werkelijkheid. Ik citeer Belcampo:
“er was genade over mij, zoals de oude boeren zeiden” (Uit: Het verhaal van Oosterhuis).
Dank voor het verhaal 26/08, dat ook grotendeels mijn gereformeerde afkomst fraai weerspiegelt.
Veel goeds en vriendelijke groet,
Wim van der Sluis
Dag Hanneke,
Ja wat mooi dat wij zo geschapen zijn dat als we onszelf geweld aandoen een signaal krijgen. Bij jou is dat een benauwd gevoel, bij mij uit zich dat in somberte. Zo worden we door de dag heen wakker gehouden. Heel fijn!
Hartelijke groet, Jan