Op de overgang van persoonlijkheid en geest is een brede strook die ziel wordt genoemd. Het is er stil, er rijden geen trams, er zijn geen wegen en paden (vandaar dat het ook wel het ongebaande wordt genoemd en er zwerven wonderlijke gestalten rond – gestalten van hulp en genezing.
Over deze gestalten wil ik meer vertellen. Het zijn schetsen, tekeningen in het water, zinloos voor wie het definitieve nastreeft. Maar ja, een mens moet doen wat hij moet doen en ik kan het niet blijven uitstellen. Ik waag dus een poging.
*
Laat ik beginnen met de lichtende, glimlachende gestalte, die je, net als een ster, ontwaart wanneer je niet gericht naar hem kijkt. Het heeft geen zin om te staren. Je kunt hem niet fixeren. Hij is er.
Ik vergelijk hem in gedachten steeds met een diamant. Zo niet te bepalen, zo helder, zo alles doordringend.
Zijn lichtende werking is niet onder een hoedje te vangen. Er is niets waar zijn begeerte naar uitgaat. Je kunt hem niet kopen, niet verleiden, niet dwingen, niet chanteren. Hij treedt niet buiten deze situatie. Hij is vrij.
Sommigen zeggen dat hij eens een koningszoon was. Ze zeggen dat hij bij zijn familie is vertrokken en dat hij alles heeft losgelaten. Er wordt gezegd dat hij vele leraren heeft gehad, dat hij alle methoden heeft doorgrond en dat hij er geen heeft omarmd. Er wordt verteld dat hij zich door een draak liet verslinden en dat de draak toen een lotusbloem werd. Er wordt gezegd dat hij in een vorig leven een konijn was die in de pan van een hongerige kluizenaar sprong en zo diens leven redde. Prachtige verhalen zijn het van moed en toewijding en zelfopoffering en oneindig loslaten.
Maar als ik hem zie is het eerste wat mij opvalt zijn rust. Er is geen werveling, geen twijfel, geen haast. Hij is in vrede.
Het is niet de vrede van sereniteit, de vrede van ascese, de vrede van het goed ommuurd zijn – het is volstrekt open vrede.
Waar ik hem ontmoet, beleef ik hem als het meest eigenlijke, terwijl er geen omlijnde eigenheid is. Zo eigen dat het verschil tussen buiten mij en in mij wegvalt.
Hij is, probeer ik het weer te zeggen, het helderste licht, bron van schepping, huis van terugkeer. Het scheppende dat opgaat in de schepping en er zich in mededogen over ontfermt.
Hij is leegte die vorm is. Vorm die leegte is. Onophoudelijk.
Ik noem hem hem, maar hij is niet een hem, ook niet een haar, ook niet een het, zelfs niet een mens. Hij is een lichtpunt, een subatomair deeltje dat in alles werkzaam is. Hij is de aard van het bewustzijn. Altijd in rust, altijd werkzaam. Helend aanwezig in al het worden. Medicijn van puur gewaar-zijn.
Voordat hij een naam kreeg, was hij.
Hans, dank je wel voor je poging. Helderder kan het niet, denk ik. Ontroerend en blij makend.
Bij het zoeken naar geestverwantschap kwam ik je tekst tegen. Soms komen druppeltjes van uit de ziel in mijn schilderijen terecht. Ik ben blij met je tekst, dank je!
Hans,
Wat een schitterende tekst is dit!
Het beschrijft in dit hele korte verband hoe we God alleen maar kunnen ervaren, zonder concrete gestalte, niet te fixeren, zich onttrekkend aan alle voorstelling en tegelijkertijd zo nabij en reëel.
Heel mooi vind ik de derde alinea waarin je naar mijn besef het fenomeen van godsdienst beschrijft: de creatieve kwaliteit van de mens om voortdurend, tegen beter weten in, zich toch maar altijd voorstellingen van Hem te maken en er onophoudelijk verhalen over te willen vertellen.
En zolang die voorstellingen geen granieten beelden worden en de verhalen niet stollen in dogma’s is dat het beste wat we kunnen doen. Lijkt me.
Dank
Wim
Hans wat heb je dat ontroerend, troostend en vol mededogen verwoord.
Dank daarvoor.
Erica
Dat is mooi gezegd, waar, teer ook, dat hele grote wat voor de woorden ligt, voor het omlijnen en wat je toch met woorden benadert. Dank je.
Dit ervaar ik als de zegen van het ouder worden,het wordt steeds rustiger in mij.Dank je dat je dit zo onder woorden brengt.
Marion.
Het is voor mij een verhaaltje voor het slapen gaan en dat ga ik nu doen. Dank je Hans