Dit meest boeddhistische feest is het feest van afscheid en geopend worden. De hoogste waarheid wordt losgelaten. De ‘externe’ bezieling valt weg. De leegte wordt rustplaats. Overal waar echte leegte is kan het Woord gesproken worden, kan het lichaam bewogen worden zoals de geest het leidt.
Pinksteren komt eraan. Het feest van de voortdurend opwellende bron, het feest ook van de gemeenschap die niet wordt verbonden door persoonlijke belangen maar door de bron. Voordat het Pinksteren wordt, moet er eerst nog iets gebeuren.
De kring van leerlingen bestond uit twaalf discipelen. Twaalf is vanouds het getal van de tijd en van het leven in de tijd. Er zijn twaalf stammen van Israël, twaalf tekens van de dierenriem, twee keer twaalf uren in de dag, twaalf maanden in het jaar. De twaalf discipelen zijn de twaalf gezichten, de twaalf aspecten, van de mens die zich in het tijdsgebeuren richt naar de Meester, het lichtend middelpunt. Deze twaalf kunnen met elkaar een kring van liefdevolle uitstraling worden via welke de Ene zich uitdrukt in het bestaan.
Om zo tot een kring te worden, een dynamische eenheid, moeten alle aspecten gezuiverd worden, dat wil zeggen: geheel hun kleur aannemen zonder een belemmerende schaduwwerking. Het is het grote werk voor de leerlingen om in het contact met het Centrum, met dat wat hen het liefst is, zich volkomen bloot te stellen aan het Licht en geen weerstand voor werkelijkheid aan te zien. Dat is het werk van zuivering en van transparant worden. Het gaat hierbij dus niet om wegcijfering en zelfverloochening, maar om zonder voorbehoud zo te zijn als bent. Zodat je volledig je kleur aanneemt binnen het grote mozaïek.
Alle twaalf ervaren zij hoe zij hun liefde voor de Ene kunnen verloochenen en hoe zij kunnen verharden. Maar slechts één van de twaalf identificeert zich zozeer met zijn verharding, die je ook zijn falingsneiging zou kunnen noemen, dat hij deze tot het einde toe volgt. In plaats dat hij zijn schaduwkant onder ogen ziet en loslaat, laat hij zich erdoor leiden. Zo wordt zijn schaduw tot middelpunt. Deze ene wordt in het Nieuwe Testament Judas genoemd.
Judas hoopte dat Jezus koning zou worden, van Israël, van de wereld, dat hij de tirannie zou beëindigen en een einde zou maken aan al het lijden. Van buitenaf. Als heerser. Hij verwachtte dat de macht van de Messias alle wereldse machthebbers uit het bestaan zou wissen. Toen dat niet gebeurde en hij integendeel de totale weerloosheid van Jezus zag, leverde hij hem over aan de machthebbers. Hij is, zoals de Nederlandse mysticus J.W. Kaiser het formuleert, het beeld van zwichten voor de normen van deze aarde. Hij is van de leerlingen de vormgerichte. Hij zoekt zijn criteria in de vormenwereld. En hij gaat daar tenslotte aan ten onder. Hij pleegt zelfmoord nadat hij Jezus heeft overgeleverd.
Na de dood van Judas is er een lege plek in de kring van de leerlingen. Zij zijn met zijn elven. Met zijn elven konden zij samen zijn rond de opgestane Jezus, maar nu dit Centrum is weggevallen, moet de plek van Judas, van de vormgerichte, weer worden ingenomen. Ook de vormgerichtheid hoort erbij. De twaalf aspecten vormen met elkaar de kring. Eerst rond de Leraar. Nu rond de Leegte.
Van Hemelvaart tot Pinksteren. Zonder de Leegte met enige voorstelling te bekleden. En toch in blijde verwachting.
Hemelvaart een boeddhistisch feest
Geplaatst in Hans' weblog
Geef een reactie