Al die ballen die de Grote Jongleur hooghoudt in het oneindige uitspansel van de geest. Het voortdurende spel van ervaring. Al die kleuren.
Tuimelen in vergankelijkheid, de armen en de benen uitgestrekt in het breedste bed dat mogelijk is, het oneindige uitspansel van de geest.
*
De afgelopen maanden heb ik niet geschreven. Niet voor mijn weblog en ook verder niet. Ik had geen inspiratie. Voor het eerst in misschien wel 20 jaar stond ik droog.
Aanvankelijk vond ik dat lastig. Als er zo nu en dan toch een gedachte de kop opstak, schreef ik die snel neer op de blocnote die ik daarvoor altijd heb klaarliggen. Misschien het begin van een reeks, zoals een smal bergbeekje beneden in het dal een brede kolkende stroom kan worden, als de bron zich opent is immers alles mogelijk, het oeuvre van Mozart en Picasso, op de vleugels van de liefde, het gezang van engelen, nou ja, je begrijpt wel wat ik bedoel.
Maar nee hoor, er kwam niets meer. Geen vervolg, geen project. Het bleef stil en ik begon het ook prettig te vinden. Toen werd het zonder meer prettig, meer dan prettig, heerlijk, verrukkelijk.
Het was leeg en het bleef leeg. Ik was vacant. Ik had vakantie.
Een vakantie van maanden. Ik wandelde in de bergen, genoot van de zon, vastte lange tijd, was kerngezond. En het enige wat ik neerschreef was: Ik wist niet dat het hier zo fijn was. En eronder: Daar trouwens ook.
Dat is het. De vrucht van maanden. Het is goed hier. En daar ook.
*
Terwijl er ook dit gebeurde.
Onze oudste kleinzoon, Chadim, kwam op bezoek bij zijn vader, Moussa, en vond hem dood in bed liggen. Een grote schok. Heel verdrietig. Moussa was zo’n goede, zo’n lieve man. Zo’n lieve vader, verdwaald in Amsterdam, vastzittend op een verdieping in West, terwijl hij gelukkig was in Senegal, te midden van zijn geloofsgenoten, biddend, zingend, rechtop voortgaand.
Wij waren in Duitsland, hadden via moderne middelen contact met onze dochter Anna (die met Moussa getrouwd was geweest) en met Chadim. Hun leven, hun lot, en wij daarmee verbonden. Verbonden door verdriet en liefde.
En een dierbare vriend bleek dodelijk ziek te zijn. De medische weg, de zorg, het verdriet, het verlies, alle feitelijkheden van dag na dag, en toch dit alles ingebed in liefde en vertrouwen. Alles zo dichtbij, en daarin zo onbegrijpelijk, zo ongrijpbaar.
En mijn vrouw, met wie ik 10 weken samen was, bijna voortdurend zonder dat er een ander bij ons was, dag en nacht. Mijn vrouw die vaak het onderscheid niet meer weet tussen gisteren en vandaag, niet meer weet waar we zijn in de soepketel van tijd en ruimte, maar die haar gezicht opheft naar de zon, haar ogen sluit en geniet van het warme licht. Daarin is niets veranderd. Mijn vrouw die ik zo liefheb, voorbij de woorden, voorbij de romantiek en de beloftes, en die mij daarin tot steun is. Zoals zij is. Steunloos tot steun.
Want zij is hier, aanwezig als geen ander, mijn wederhelft. Mijn vrouw. Hoe is dat mogelijk?
*
Is er de vreugde, de pijn, de eenzaamheid, het verraad, het vurig verlangen, de onmacht, de troost, het minnen, al die scheepjes varend over de oneindige zee van de geest. Nergens houvast, dieper dan diep de diepte, voortdurend het licht dat ik zie, het licht waarmee ik zie, mijn broeder, mijn zuster, kom ik je weer tegen op de oneindige weg van de geest?
*
De tekening is van Hanneke. Die heeft zij vandaag gemaakt.
Nog een tip. Lees het weblog van onze dochter Anna Myrte: nuvrij.com. Zij schrijft daar nu al 7 afleveringen heel mooi over haar vroegere echtgenoot, Moussa M’Bodji, over zijn dood, over haar zoon, Chadim, over Senegal, over hoe zij keek en hoe zij kijkt.
Tuimelen in vergankelijkheid, dat is zo mooi gezegd!
Dank voor deze woorden…zo vol wijsheid, liefde, integriteit, inspiratie en kwetsbaarheid. Het komt allemaal binnen..
En opeens was het besef van de voordelen van oninspiratie weer de vonk voor dit stukje. Eerst accepteren van wat is, daarna ontstaat uit het niets weer een nieuwe impuls.
Heel fijn Hans, dat jullie het zo goed hebben gehad. Te midden en op grote afstand van de kolkende wereld.
“[…] En de plaats waar deze schat te vinden is, is de plaats waar men staat.” Buber.
Prachtig, deze wijze woorden weer van jou Hans.
Dank je wel.
Het is goed hier.
En daar ook
Lieve Hans !
Prachtige tekening
Anne’s blog raakte mij diep.