Schaamte brandt. En net als bij een brandende kachel ben je geneigd je vingers er vanaf te trekken. Niet te dichtbij komen! Niet alleen bij je eigen schaamte, ook bij die van anderen. Je kijkt weg als je ziet dat iemand zich schaamt – dat hoort zo en het is bijna een onwillekeurige beweging. En als jij je schaamt, wenden de anderen hun ogen af of ze beginnen over iets anders.
Schaamte wordt vermeden. Het is taboe. Je slaat je handen voor je gezicht, zodat niemand je kan zien. En je wilt ook jezelf niet zien. Tegelijkertijd heb je als je je schaamt wel heel sterk het gevoel dat je gezien wordt, dat het gezien wordt. Het, dat andere, dat verborgen moet blijven, wat het ook is.
Je kunt je over van alles schamen. Het is heel persoonlijk. Iedere persoonlijkheid heeft haar eigen hoeken en spelonken die als beschamend worden ervaren. Je kunt heel makkelijk tegen iemand zeggen: ‘Daar hoef je je toch niet voor te schamen,’ en dat ook nog menen, maar ondertussen schaamt die ander zich toch dood. Ja, schaamte is kennelijk dodelijk.
Het is in dit verband opmerkelijk dat in de joodse leer als een toelichting op het gebod ‘Gij zult niet doden’ wordt vermeld dat dit ook betekent dat je iemand niet mag beschamen, omdat je wanneer je iemand beschaamt als het ware een dodelijke aanslag op hem pleegt.
Als je je schaamt ben je met z’n tweeën. Er is degene die is en er is degene die zich apart beschouwt en beoordeelt.
Zodra deze twee er zijn, zodra er in Bijbelse taal van de boom van de kennis van goed en kwaad is gegeten en het zich verbergen plaatsvindt, wordt het paradijs verlaten. Er is om het met Longchenpa te zeggen geen eenheid meer, geen spontane aanwezigheid, geen openheid – de gedachten, de handelingen en woorden worden vergeleken en gelabeld. Met z’n tweeën loop je achter de feiten aan en het moment, dit moment, wordt gebroken.
*
Nu moet ik mijzelf onderbreken. Waarom schrijf ik eigenlijk over schaamte? Wat is daar nou zo belangrijk aan?
Laat ik het bij mijzelf houden. Het gebeurt nu, terwijl ik aan het schrijven ben. Het is in mij voller, wijzer, dieper, intelligenter ook dan ik in woorden weet weer te geven. Ik vind dat ik nogal hakkelig schrijf. Alles is zo stijf. Zo niet swingend. Laat ik er maar mee stoppen. Al die moeite. Waar leidt het toe?
Dat is de taal van de schaamte. Het was vloeibaar, diep van binnen, maar aan de oppervlakte komt er een vel over te liggen. Het is anders, het klopt niet, het deugt niet. Met de oplossing, de schijnbare oplossing, om mij af te wenden, mijn hoofd te schudden, en het verder te laten rusten. Nou ja, rusten, dat blijft natuurlijk wringen.
Want ik eet niet alleen van de boom van de reflectie, ik eet ook van de boom van het leven – steeds weer. Moment na moment neem ik die vrucht tot mij – de vrucht van helderheid, eenheid, ononderbroken aanwezig zijn.
Het is een worsteling, jazeker, ik zal het niet ontkennen. Het is een worsteling, omdat ik de vruchten van beide bomen eet en ook wil eten.
Ja, ik ben aanwezig, ja, ik ben volledig hier. En ja, ik schaam mij, en ja, ik ben bang. Inderdaad ik ben twee. En nog meer inderdaad: daarin ben ik één.
Zo ben ik: van tweeën één.
Het is maar wat het zwaarst weegt. Voor mij is dat de liefde. Niet alleen de liefde voor mensen, dieren, dingen, nee, vooral de liefde voor het leven. Levensliefde.
De mensen aan wie ik leer, de mensen voor wie ik schrijf, kennen dit. Daar ga ik in ieder geval vanuit. Zij zijn één en zij zijn twee en zij brengen de twee tot één. Zij zoeken hun heil niet in onderdrukking en verdringing, maar zijn er ten diepste op gericht een antwoord te geven op datgene wat versplinterend werkt, in henzelf en buiten hen, een helend antwoord. Een antwoord dus op de neiging tot zelfbeschuldiging en het afwentelen van de schuld op een ander, een antwoord op de neiging tot schaamte, op de neiging ook tot zelfverheffing, en niet te vergeten een antwoord op de neiging tot angst en nihilisme.
Hoe te zijn in schaamte, zonder door de schaamte bepaald te worden? Hoe schuldig te zijn, schuld te erkennen als eigen aan dit bestaan, en daarin vrij te zijn? Hoe angstig te zijn, omdat angst nu eenmaal deel uitmaakt van het lichamelijk en psychisch bestaan, zonder door de angst zo verlamd te worden dat je de weg van de liefde verlaat?
Daar gaat het mij om. Daarover schrijf ik. Zo leef ik. Daarin sta ik mensen bij. Waarom? Omdat ik zo ben. En omdat dat mij ook helpt om vrijuit in eenheid te zijn.
En daarom schrijf ik niet alleen over het zijn, over de zogeheten essentie, maar ook over psychisch-fysieke processen. Zodat weer gezien en in de dagelijkse praktijk gerealiseerd kan worden dat de twee bomen op dezelfde plek staan: middenin het paradijs.
(wordt vervolgd)
Dag Hans, wat kun je toch mooi en treffend schrijven. Dank je wel.
Dank je voor de Levensliefde, waarmee je weer wat klaarheid brengt in de verwikkelingen en verwarringen waarin we steeds weer terecht komen.
Wat liefdevol! Dank je.