HET STOKJE EN DE LEEGTE
Voor Liny Bosland
Op zoek naar ononderbroken geluk bracht ik eind jaren 70, begin jaren 80 een aantal zomermaanden door in een spirituele commune vlakbij Woodstock in het noordoosten van de USA. Het was een avontuurlijke tijd, ik zat in een pressurecooker. Ik leerde over spirituele grondprincipes en alles wat ik leerde was zowel theoretisch als op mijzelf toepasbaar. Ik had een paar voortreffelijke leraren, zoals John Saley, Barbara Brennan en John Pierrakos, die mij met een objectieve toewijding en niet te vergeten kennis van zaken tot een gids waren op mijn tocht door mijn persoonlijke geschiedenis en daar voorbij, en mij vervolgens hielpen mij te openen voor, zoals het genoemd werd, ‘inner guidance’. Zij noemden zich helpers en zij waren dat ook – helpers op mijn pad. Ik was hen dankbaar en ik ben hen dankbaar.
De maanden dat ik daar verbleef, tussen 1978 en 1981, behoren tot de meest hectische in mijn leven. De dag begon met energetisch groepswerk, even ontbijten en dan meteen door naar de ochtendklas, waar grondprincipes werden onderricht, lunch, in de middag een individuele sessie, energetisch (een uur) of analytisch (anderhalf uur), meestal dan nog een groepsbijeenkomst waar een verdere verwerking plaatsvond van het in de ochtend geleerde, even rusten, avondeten, en daarna een ‘communitymeeting’ tot een uur of 10. Dit 5 dagen per week. Op de zaterdag hadden we een speciaal programma, bijvoorbeeld van gasttherapeuten die overkwamen uit New York. Zondag waren we vrij, hoewel…
Het was een pittig en, om een eufemisme te gebruiken, overladen programma. En dat was na enige tijd ook mijn grootste kritiekpunt. Voortdurend lag de nadruk op leren en ervaren, op ondergaan en verwerken, op met elkaar zijn en uitwisselen. Er was geen ruimte voor stilte, voor uitademen, voor niet-begrijpen, voor niet-ergens-aan-werken, voor gewoon leven. Het begon mij op te breken.
Hoe dankbaar ik ook was voor het geestelijk voedsel dat ik ontving, het was mij te veel en te eenzijdig.
Ik zeg nu: alle werken en alle kennis, hoe verheven ook, zijn zinloos als zij niet zijn ingebed in stilte en liefde, in dankbaarheid en acceptatie, en vooral in niet-werken en niet-weten.
Dat is wat ik om te beginnen van mijn lieve oma heb geleerd. Zij was mijn eerste lerares.
Ja, mijn oma was mijn eerste geestelijke leidsvrouw, maar zij moest niets van hebben van al dat spirituele en psychologische gewerk. Zij was toen ik in die commune verbleef al 15 jaar dood, maar ze leefde in mij. Ik kon haar horen spreken, zij was altijd erg op haar rust gesteld, en op aangenaam vertier met een glimlach. Zij zei: ‘Waar heeft dat nou voor nodig?’ Dat was geen ‘inner guidance’, maar het was wel wijsheid. De wijsheid van een grootmoeder. Vrouwelijke wijsheid.
Mijn oma, zie ik nu, is al van jongs af aan een tegenwicht geweest tegen de krachten in mijn familie (en in mij) die streefden naar voortschrijdend inzicht en beheersing door begrip. Mijn oma (mijn boekje Het lot & de liefde is onder andere een eerbetoon aan haar) was niet een wat je noemt verstandig mens. Maar misschien was het juist omdat zij niet zo’n verstandig mens was als bijna alle andere mensen die ik kende, dat ik vanaf mijn vroegste jeugd graag in haar aanwezigheid was. Zij was zo onbevangen, er was zo helemaal geen verplichting als ik bij haar was, dat ik mij vanzelf bij haar in mijn element voelde. Ik wist niet beter. Zij leerde mij niets. Zij was zoals zij was en zij vertelde verhalen. En sommige van die verhalen ben ik steeds beter gaan begrijpen, terwijl ik er zeker van ben dat het beslist niet haar bedoeling was dat ik ze zou begrijpen – ze wilde alleen maar haar kleinzoon een goed verhaal vertellen dat zij zelf ook mooi vond. Meer niet.
Sommige verhalen vertelde ze vele malen. Zoals dit verhaaltje, dat ik ingekort weergeef:
De kleine graaf, zijn naam was Jantje, was jarig en kreeg van zijn vader en moeder een prachtige besneden houten wandelstok met een zilveren handgreep. Hij was er zo trots op dat hij er meteen mee ging wandelen. Hij liep het bos door, het gebergte in. Het was mooi weer, de zon scheen en schitterde in de zilveren handgreep van de wandelstok. Maar toen, zoals dat gaat in de bergen, betrok opeens de lucht, het werd donkerder en donkerder en een diepe mist trok op vanuit de grond. De kleine graaf zag geen hand meer voor ogen en was nu dubbel blij met zijn wandelstok. Hij tikte, als een blinde met zijn stok, om zich heen en vervolgde zo zijn weg, voorzichtig omdat hij wist dat hij zich vlakbij een ravijn bevond. Hij tikte en hij tikte, totdat hij opeens voor zich uit niets meer raakte. Daar was het ravijn. Behoedzaam deed hij een stap naar achter, keerde zich om en zocht met zijn stok naar vaste grond. Maar ook nu trof hij niets dan leegte. Hij zocht opzij, naar links, naar rechts, maar overal was het leeg. Hoe was dat mogelijk? Hij was op een eiland in de leegte terecht gekomen. Hij kon niet voor en niet achteruit, maar onze kleine graaf raakte niet in paniek. Hij deed het enige wat verstandig was: hij ging zitten op de grond en wachtte het licht af. Zo zat hij daar de hele nacht, huiverend van de kou. Ten slotte viel hij in slaap, totdat hij door het ochtendgloren werd gewekt. Hij opende zijn ogen, keek om zich heen, hij zat midden op het pad, nergens was een ravijn te bekennen. En toen zag hij dat de zilveren handgreep van het wandelstokje, die hij de gehele nacht stevig vast had gehouden, leeg was. Er was alleen de handgreep. Het stokje was eruit gevallen.
Einde verhaal.
Al die zekerheden. Al dat tikken rondom om de weg te vinden. Zo zit het. Zo vallen we niet in de leegte.
En het stokje valt altijd weer uit de handgreep. Afgelopen is het dan met alle conceptualiseren, alle vergelijken. Rondom is het leegte. Onbegrijpelijk. Onhanteerbaar.
Een beangstigend verlies of een bevrijding? Het einde of een begin?
Dag concepten! Dag psychologische en spirituele zekerheden! Dag maatstaven en oriëntatiepunten op de Oneindige Weg naar Verlichting!
Dank je wel, oma.
Mooi beeld voor de illusie van houvast!
Dus juist (mede) dankzij je streven naar ononderbroken geluk (onder andere in de vorm van de groepen eind jaren zeventig) ben je tot dit inzicht gekomen… (?)
Jazeker. Zoals ik al zei: ik ben die mensen dankbaar. Ik vind als ik terugkijk mijzelf wel dwaas dat ik zo ver ben meegegaan in dat gedoe. Maar ja, doordat ik die dwaasheid zo ver doordreef, ging ik ook merken waaraan ik echt behoefte had en wat bij mij paste en wat er ook al was. Beter heel dwaas dan half dwaas.
Dank je wel Hans ,wat een prachtig verhaal…..
marian lamboo
Fijn, een mooi verhaal dat ik niet hoef te begrijpen.
Past mooi bij mijn vakantie gevoel.
Gracias – Maarten
Wow!! Dank je Hans. Eindelijk vakantie van al het streven.
Dankbaar ben ik.
Helder Hans,
Zo is het nu ook bij mij, geen enkel houvast meer. Langzaam maar zeker ervarend dat dit het gegeven is op deze oneindige weg. Zitten dus, stilte en leegte, wachtend tot het licht wordt. Dank je.
Gerard Groen
En dank je wel , Hans