Hoe meer zielen, hoe meer vreugd? Dat had je gedacht! In ieder geval niet in het paradijs.
In het paradijs kun je beter met zo weinig mogelijk zielen zijn. Niet met tien, niet met vier, met drie, met twee, maar met één. Ja, één dat is het beste, pure eenheid, en het daarbij houden. Zodra er twee zijn, je voelt het al aankomen, komt er tweespalt. Kan niet anders.
Het is hetzelfde met die twee bomen – de Boom des Levens en de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad. Wat heb je meer nodig dan de Boom des Levens met zijn heerlijke vruchten?! Waarom moet die andere er dan ook nog bij? En dan kunnen ze wel zeggen dat je er niet van mag eten, maar een klein kind kan je vertellen dat je iets moet verbieden wanneer je wilt dat ze het doen. Anders komen ze er niet op. Dat is toch duidelijk.
Als ik een paradijs zou opzetten, zou ik het wel weten: één God (geen Slang), één Mens (geen Adam en Eva), één Boom. En ze leven nog lang en gelukkig. In eenheid. Eternal bliss.
Maar ja.
*
Een mythe vertelt het verhaal van de mens achter het dagelijks gebeuren. Waar gaat het nu echt om? Wat kennen we allemaal, ook al lijkt het alsof we heel verschillend zijn? Vragen die eigen zijn aan het menselijk bestaan. Wensen, mogelijkheden, lokkende zijwegen, hulp onderweg, beproevingen, ondergang en verheffing, bestemming en vervulling, Aan dat alles herinnert de mythe. Het bijzondere lot van de mens, waarbinnen hij gevangen is en dat soms toch doorbroken kan worden.
De mythe raakt aan een diep weten, dat in ons rust, als een vennetje in het bos, en dat in beweging wordt gebracht door het Woord dat erover wordt uitgesproken. Een rimpeling in het water, een gestalte die eruit oprijst en je bij de hand neemt.
*
Een vrouw gaat naar het ziekenhuis. Een enge, riskante operatie. De mensen in het ziekenhuis zijn vriendelijk en precies, maar het is hun beroep. De handen die de vrouw aanraken hebben een functie, zij nemen bloed af, maken foto’s, schrijven in dossiers. De handen gaan straks naar huis. De vrouw blijft hier. Zij is bang voor alles wat er kan gebeuren, maar zij is vooral angstig omdat zij zo armzalig is te midden van dit alles. Iedereen doet zijn best, de dingen lopen op rolletjes, maar zij? Wie is zij? Een ding, een kapot ding.
Die nacht droomt zij dat zij in bed ligt, in de kamer van het ziekenhuis waar zij ook echt ligt, alles is hetzelfde. In haar droom buigt zich een engel over haar heen, hij legt een hand op haar hart, een hand op haar hoofd, en ze voelt hoe een baan van gouden licht haar hoofd en haar hart verbindt. Dan hoort ze een stem spreken: ‘Mijn kind, ik ben met je.’
Ze wordt wakker en alles is anders. Het ziekenhuis is een huis van heling, de verpleegkundigen zijn reisgenoten, het licht valt naar binnen in haar kamer en als ze naar buiten wordt gereden, naar de operatiekamer, weet ze dat de genezer daar op haar wacht.
*
Dromen zijn de mythen van een individu.
Of zo’n droom waar is? Of er dus nu voor de vrouw in het ziekenhuis een garantie is dat zij zal genezen en dat alles goed komt? Ach, om zo’n soort waarheid gaat het niet bij een mythe. Er is een waarheid van weten, voorbij de ratio, voorbij de individuele levenservaring ook, een grootsheid van zijn, die misschien niet in het persoonlijk bestaan is gerealiseerd, maar die ieder moment kan ontluiken, ieder moment, dus ook nu. Deze waarheid van weten wordt gewekt door de mythe.
Mythen zijn de dromen van collectiviteiten, van families, stammen, culturen, beschavingen. Mythen zijn niet goed en ze zijn niet slecht. Ze worden verteld onder de Boom des Levens. Mensen worden erdoor aangesproken, zij verzamelen zich eromheen.
Zo’n mythe is het verhaal dat in Genesis 2 en 3 wordt verteld over het paradijs, de Oorspronkelijke Adam, de splitsing in Vrouw en Man, de ontmoeting met de Slang, het gesprek met de Slang, het eten van de vrucht van de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad en het verdreven worden uit het paradijs. Het verhaal van de weg van eenheid naar dualiteit. Het geheime verhaal ook, daarbinnen, van de weg naar heelheid. Heelheid via dualiteit.
Deze mythe doordringt ons persoonlijk bestaan en onze cultuur, ook als we niet joods of christelijk zijn.
(wordt vervolgd)
prachtig gezegd, en aan die wijze pracht gaat – voor ons allemaal – en hele reeks aan “Wensen, mogelijkheden, lokkende zijwegen, hulp onderweg, beproevingen, ondergang en verheffing, bestemming en vervulling”. Het komt bij me op dat we het leve vol moeten / mogen leven om opnieuw tot die eenheid te komen. Circulair … En dan fluistert er iets, en die fluistering wordt frequenter en luider: en dan? dan ben je opnieuw ’thuis’ en wat is er dan gebeurd? dat een enkel individu verschil kan uitmaken in leven(s), geloof ik maar waartoe leidt het, leiden al die levens? is er zoiets als Zin? of is er alleen de mythe, van welke oorsprong dan ook, die wij nodig hebben om niet zin-loos te zijn? De genoemde reek brengt steeds minder onrust. Of misschien meer gerichte onrust, een vingerwijzing van wat nog/echt aandacht vraagt. Hoe is het met Zin maar zonder betekenis zoeken/geven te leven?
Meer tekst dan het plan was, meer gedachten rolden vanzelf over elkaar. Dank.
Zo, het decor staat. Kom maar door met het vervolg Hans, want ik ben als altijd heel benieuwd naar je bespiegelingen en interpretaties. Dus verwachtingsvol vraag ik: en toen?