Vannacht droomde ik dat ik viel. Even daarvoor was ik waarschijnlijk (want daarvan herinnerde ik mij niets) gestruikeld en nu viel ik. Nee, ik was niet de enige die viel: wij vielen. Er was nog iemand naast mij die ook viel. Wij vielen in het donker. Er was nergens licht. Ik dacht: ‘Neerkomen, afslaan,’ een oude judo-herinnering, maar ik kwam niet neer. De val was dieper dan ik had gedacht. Waren we in een trapgat gevallen? Ik bereidde mij voor om, zodra ik de grond raakte door te rollen – dat was mij al eerder, heel lang geleden, gelukt bij een val van een stenen trap – daar was ik toen zonder botbreuken vanaf gekomen. Maar het duurde langer, veel langer, dan een val van een trap. Dat betekende dat ik, wanneer ik de grond zou raken, mijn val niet meer zou kunnen breken. Ik viel nu al te lang en de snelheid was te hoog. Ik zag beelden voor mij van mensen die omlaag stortten uit de Twin Towers, 9/11. Ik zou te pletter vallen, dood. Dat was zeker. Nee, niet ik, wij. Wij. Die ander was daar ook. Ergens naast mij. Mijn handen zochten in het duister die ander. Ik wilde hem of haar aanraken, zijn of haar handen pakken. Niet omdat ik bang was, want ik was niet meer bang. Het was totaal stil. Ook niet omdat ik hulp zocht, nee, ik strekte mijn handen uit om hulp te geven – om te troosten – steun voor de angst als die er was. We vielen in de nacht. Een stem zei: ‘Morgen zal ik met u in het paradijs zijn.’ Was het mijn stem?
Toen werd ik wakker. Middenin de nacht. Ik deed het licht aan en schreef de droom op.
*
Dat is wat je noemt een kerstdroom.
Alles is ten einde. Het licht is weg. En het bestaan is één val naar de dood toe. Er zijn geen trucs meer beschikbaar, hulpmiddelen die vroeger hebben gewerkt, geen verwachtingen van mooie pakketjes die je morgen kunt uitpakken, het is onherroepelijk de laatste ronde.
Waar deze realisatie daagt, besef van laatste werkelijkheid, onvoorzienbaar en toch naderbij snellend, zijn er twee mogelijkheden. In ieder geval in mijn universum, in mijn droom. Ik kan samenkrampen als op de stoel van de tandarts, mij afwenden, angst de god laten zijn van mijn wereld, mij afsluiten en mij richten op de pijn die komen gaat. En ik kan dat andere volgen, dat niets vastzet en zich altijd beweegt naar de ander, dat de ander kent en zich de ander herinnert, in voortdurend mededogen. Het mededogen dat niet oprijst, dat nergens door komt, maar dat is – dieper dan mijn herinneringen, dieper dan mijn ik-besef.
Daar in die nacht is dat de hulp, gek genoeg. De hulp is niet dat ik word gered zoals ik ben, maar dat ik omlaag suizend voertuig ben voor de liefde. Net zoals mogelijkerwijs die ander naast mij zich los worstelt uit zijn of haar persoonlijke kramp en zich zonder enige baat mij toewendt – dat kleine stipje, dat zijn laatste moment hier tegemoet snelt.
En dat, die toewending, in het duister, uit het duister, is het einde van de nacht. Het is de geboorte van het licht. Het is kerstmis.
Tot slot is het opmerkelijk dat het kruiswoord is omgekeerd. Aan het kruis zegt Jezus tegen de ‘goede moordenaar’: ‘Heden zult gij met mij in het paradijs zijn.’ In mijn droom daarentegen zeg ik: ‘Morgen zal ik met u in het paradijs zijn.’
Het zijn de woorden van Jezus, die ik door mij heen laat gaan, die ik beaam en die ik uitspreek terug naar hem. Ik ben die ‘goede moordenaar’ en zijn woord, zijn voortdurende mededogen, is in mij ten slotte tot werkelijkheid geworden. Zoals dat de mogelijkheid is voor iedereen die erkent en beleeft dat het licht niet door het duister kan worden verslonden, zelfs niet door de dood.
De kiem van dit besef, de geboorte van dit licht is kerstmis.
Dag Hans,
Dank je voor je prachtige woorden en inzichten!
Als kleine blijk van waardering voor alles wat je deelt, stuur ik je hierbij een van mijn gedichtjes.
Van harte alle goeds gewenst!
Hartelijke groet,
Marjo
ZONDER HOUVAST
Met vallen en opstaan,
struikelend weerbarstig,
leren we het leven te leven.
Tegendraads en onverzettelijk,
in de ervaring van het beweeglijke moment,
dat stilstaat in het nu van deze dag.
Terwijl de tijd alsmaar stroomt
en aandacht verspringt
van verleden naar toekomst en weer terug.
Terwijl de morgen nog kleding van gisteren draagt
en die gladde huid in herinnering
nu kronkelt, kringelt, barst en plooit.
Terwijl we de wereld willen vasthouden
en in overbodige gebaren
alles vervliedt, vervaagt en verdwijnt.
Terwijl we al grijpend, grauwend en graaiend,
onverhoeds en zonder houvast kunnen verdwijnen,
in een bodemloze diepte zonder straks.
Terwijl in die vluchtige vaart het leven blijkt
als een droom waar geesten schimmen zijn
en we lessen van loslaten, grimmig en geestig genoeg, niet herkennen.
En als ik dan eindelijk in dit leven val,
onbezonnen onbeheerst,
leer ik nooit meer zelf te willen opstaan, noch te wensen.
Het is lijkt het wel dat het bewustzijn van de eeuwige ook/juist in onze diepste val doorgegeven kan worden.
Begrijp ik goed dat pasen en kerst hierin samen komen?
Geboorte en wedergeboorte, in onze val door de tijd?
Steeds opnieuw zoals de Jacobsladder symboliseert?
dat is een prachtige kerstdroom
en toespraak
zo raak, en rakend
dankjewel Hans
Mooi, dank je. Het zet me aan het denken (tussen de kerstetentjes door), dieper. Licht zag ik altijd als het begin van alles, geboorte van het Licht, maar door de duisternis, door er doorheen te gaan beleef je het Eeuwig Licht in jezelf… er is geen begin en geen eind…. alleen liefde. Zo iets…?
Gôh Hans, dat je uitgerekend op Kerstnacht bent verblijd met zo’n bemoedigende,
niet mis te verstane droom.
Een geschenk, recht uit de hemel!
Ik ben er stil van…
Wat een krachtige droom, zoveel Liefde, zo intens veel Liefde, dank!
Dank je wel Hans.
En ‘morgen’ is nog niet ‘nu’.
Liefs,
Tanja
Zalig Kersfeest Hans. Ik neem in tranen het licht van je droom in me op.
Dank je Hans voor deze Kerstdroom. Ik denk “morgen” omdat we niet weten wanneer we dood gaan. We moeten leven met deze onzekerheid. Gelukkig, dat wel.
Wat een prachtige droom en wat mooi wat je er over zegt.
Prachtig.
Dank u
voor dit Kerstgeschenk.
Lieve Hans
Dank je voor dit kerstgeschenk.
Waar over de droom nagedacht zou kunnen worden, merk ik dat de waarheid zich ‘gaandeweg de val’ rechtstreeks mijn hart in boort. Een indringende en doordringende boodschap van licht.
Dank je wel!
Mariette
Dank je voor het zicht wat is.
De uitspraak van “Morgen” intrigeert me in je droom. Vreemd? Juist datgene van morgen weten we niet.
Ik kan me nu toewenden naar het licht. Licht en zicht, ook Kerstmis 2015.
Ik vind dat ook wonderlijk. Ik vind het meer logisch, meer in overeenstemming met mijn denksysteem, om heden te zeggen i.p.v. morgen. Maar het was morgen. Ik heb het meteen zo opgeschreven. Misschien gaat mij nog een licht op. Dan kom ik erop terug.
Prachtig, Hans, wat een droom! De val, de overgave, en je bewustzijn, verwoord op kerstmis. Dank je.