Lichtjes in de boom (5)

Er is volgens mij geen god van de nicotine, nicotine brengt je niet in hogere sferen, maar er is wel een god van de wijn en in ruimere zin van de alcohol: Dionysus of Bacchus. Zij, mijn familieleden, hadden deel aan de mysteriën van Dionysus en zij brachten mij ook in contact met deze eredienst.
Dionysus is de god van de vruchtbaarheid, van het vruchtdragen, van de wijn, van het feest, van religieuze extase, van het theater, van de rijkdom van leven en de overgave daaraan. Hij is de god van het genieten, en hij eist van zijn aanhangers, als zij echt zijn volgelingen willen zijn, dat ze genieten dwars door de eigen patronen heen en dat de patronen daarin oplossen. Daarom is Dionysus ook een inwijdingsgod. Hij laat een deur doorgaan en wie die deur doorgaat, moet achterlaten wie hij was en meende te zijn.

Genieten is niet iets wat je aan jezelf kunt toedienen. Je ontvangt het en je gaat erin op. Je hebt het niet zelf in de hand, je kunt het niet herhalen en wanneer je het toch probeert te herhalen via een middel, omdat je ten onrechte meent dat je met een middel de beleving kunt afdwingen, raak je al snel verslaafd aan dat middel. Meer mythisch, minder psychologisch: wanneer je jezelf als sterfelijke aardbewoner de hemelse verrukking en bevrijding in een bepaalde vorm wilt toedienen, word je getroffen door de vloek van de goden. Als je de godheid niet met ontzag tegemoet treedt, maar hem wilt gebruiken voor je eigen kleine genoegens, zendt hij de schaduwgestalten op je af, in je en buiten je, en laat je ervaren hoe nietig je eigenlijk bent.

Dit heb ik bij mijn familie zien gebeuren. Ik heb de belofte gezien van de rijpende druiven, ik heb gezien dat de godheid vergeten werd en het middel centraal kwam te staan, ik heb gezien dat hun bestaan vervolgens klein en bedompt werd. Ik heb gezien dat dit mij net zo kon gebeuren, zij zijn mij tot spiegel geweest.

*

Ik heb al op jonge leeftijd niet zoals mijn ouders en mijn andere familieleden willen worden, maar ik heb toch nooit het besluit genomen om geen alcoholist te worden.
Ik dacht niet: ‘Als ik volwassen ben, ga ik niet drinken’. Ik was niet bezig met niet, ik was bezig met wel ­– de liefde, de poëzie, het weten, dat in mij opwelde. Ik wilde een volledig levend, scheppend mens zijn.
De fles en het glas, de pil en de joint waren mij te beperkt voor dat wat ik kende als diepste werkelijkheid en wat ik wenste te realiseren in mijn bestaan. Het waren misschien wel opstapjes, openbrekers, maar daar moest het dan ook bij blijven. Zoals op mentaal vlak omlijnde politieke en religieuze overtuigingen, alle definitieve zekerheden, mij te beperkt waren en ik de belangrijkste waarde van een concept vond dat het een ander concept kon openbreken, zoals twee noten elkaar in een hand kunnen kraken. Ik zocht de volle leegte en daarin was een glas jenever zowel niet leeg genoeg als niet vol genoeg.

De les voor mij als lid van deze familie was dat ik ontdekte dat ik echt mag volgen wat mij het liefst is. Ik hoef mij niet te onthouden van iets, van alcohol of wat dan ook, ik mag volgen wat mij het meest dierbaar is. Dat is voldoende. Wat mij het liefst is – en dat is ook mijn diepste smaak – is zowel leidraad als bestemming.

Ik ben deze weg met vallen en opstaan gegaan, want ik heb regelmatig gemeend dat iets mij lief was terwijl het met liefde niets te maken had. Ik heb moeten leren waarheen mijn liefdesaard mij bewoog en ik heb moeten leren mijn eigenlijke smaak te onderkennen. Daarbij heb ik baat gehad van onthouding en in het algemeen discipline. Ik heb geworsteld en afgezien en mij steeds weer losgemaakt van de roes die gewoontepatronen bieden als surrogaat van ontspannen gewaarzijn. Maar, hoe hard ik ook heb gewerkt, al die inspanning stond niet zozeer in het teken van beheersen als wel van loslaten – loslaten wat niet past.

Ik weet nu dat discipline voor mij niet wezenlijk is. Ik hoef mij niet te beheersen en ik hoef mij niet iets goeds voor te nemen. Mijn weg is primair niet een weg van beheersing, maar van aandacht.
Het is heel eenvoudig: ik hoef alleen maar aanwezig te zijn om dat te doen wat ik het liefst doe. Daar is geen controle voor nodig, maar tegenwoordigheid van geest. Het is heel eenvoudig. Net zo eenvoudig als plassen wanneer je moet.
Heel eenvoudig op het moment dat het gebeurt. Van tevoren is het vaak hard werken. Veel trainen, zodat de training vergeten kan worden tijdens het spel.

En wat nu als ik toch in een patroon van herhaling terechtkom? Dat vraagt men mij weleens. Als ik toch gehecht raak en er toch een routine ontstaat met verdoffing en afstomping? Wat nu als ik toch de slaaf word van een middel en de weg vergeet, de weg van liefde, helderheid, vrede?
Mijn antwoord is: Ik kan niet in de toekomst kijken. Maar waarom zou ik gehecht raken en in al die nare dingen gaan geloven? Waarom zou ik dof en afgestompt moeten worden? Daar houd ik toch helemaal niet van.

Dit besef is via mijn familie tot mij gekomen. Bakermat en leerschool.

(wordt vervolgd)

Geplaatst in Hans' weblog
2 comments on “Lichtjes in de boom (5)
  1. Els Pet schreef:

    Mooi: geen angst voor eventuele gehechtheid; wel plezier in liefdevol zijn.
    Proost, Hans. Liefs,

  2. Annet Hogenbirk schreef:

    Mooi beschreven, Hans! Aandachtig leven doet eer aan ons bestaan, aan wie we zijn en wie op ons pad komen. Het is verbonden met Liefde.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*