‘Mama’, roept een heldere stem naast me. Het is midden in de nacht. Hanneke roept haar moeder. Dé moeder.
‘Mama is er niet, lieverd,’ zeg ik, zoals je dat ook tegen een kind zegt. Niet ‘je moeder’ of ‘je mama’, want er is er maar één.
‘Wie is er dan wel?’
‘Hans is er.’ Niet ‘ik ben er’, want ik doe er niet toe, ik kondig slechts Hans aan en ik ga voor hem uit. Als hij er is, is het goed.
‘Oh, gelukkig.’ Zij valt meteen in slaap.
En zoals zo vaak lig ik dan nog een tijd wakker. Ik overweeg dat het wonderlijk is: haar moeder heette Beppie en zo noemde zij haar vroeger ook, maar Beppie roept ze nooit. Net zoals ze mij, deze functionerende Hans, niet roept. Nee, ze roept de Hans die in mij is, die mijn grond is. Soms zegt ze ook tegen mij: ‘Nee, niet jij, Hans moet het doen.’
Ik begrijp dat wel. Ik vind ook dat die buiten-Hans zijn plaats moet weten. Die buiten-Hans die ik soms gekscherend het Tweedehansje noem. Gebruikt, maar nog in redelijk goede staat.
*
Zij is angstig in de nacht en roept. Waar is de hulp, waar is de redding? Is er wel redding?
Ik denk aan de periode, lang geleden, toen ik niet alleen in de nacht maar ook overdag angstig was. Ik ging niet meer naar buiten, was zwaar depressief, maar wist het niet. Ik wist alleen dat ik tot niets meer kwam en dat ik er geen gat meer in zag. In het toenemende licht tussen Pasen en Pinksteren herinner ik mij die periode en ik begrijp heel goed dat je juist in de lente diep somber kunt zijn wanneer je hart en je hoofd niet kunnen meebewegen met het licht. Je ziet het, je ziet hoe anderen erin bewegen en je staat erbuiten, het is niet voor jou.
Ik wist toen, bijna 60 jaar geleden, in al mijn dofheid dat ik mijn eindpunt had bereikt. Ik was (dat zeg ik nu, want toen besefte ik het niet) als een verlamde uit de Bijbel die bij de poort neerligt en zelfs niet meer hoopt op een wonder. Maar een wonder heeft niets met hoop of wanhoop te maken, het gebeurt en zo gebeurde het ook met mij. Ik heb het al vaker verteld: een familielid, de broer van mijn vader, ontfermde zich over mij en bracht mij in contact met een psychiater die mij met zijn aanwezigheid en zijn woorden wist te bereiken. Al bij het eerste contact wist ik dat ik goed zat. Het was een wonder.
Ik was zo blij met het eerste contact dat ik mij afvroeg hoe ik het therapeutische proces zou kunnen bevorderen. Wat moest ik vertellen, waar diende ik mij op te richten? Ik had gelezen dat er in de verschillende psychologische stromingen grote waarde werd gehecht aan gebeurtenissen, vooral pijnlijke gebeurtenissen, uit de vroege jeugd. De eerste herinneringen boden daartoe vaak aanknopingspunten. Wanneer de oorzaken eenmaal aan het licht werden gebracht, kon genezing of verbetering van de situatie plaatsvinden. Het oorspronkelijk trauma werd herbeleefd en vervolgens konden er nieuwe, meer volwassen oplossingen worden gevonden.
Ik kon mij niet echt pijnlijke voorvallen uit mijn vroege jeugd herinneren, maar dat zei niets, want die konden verdrongen zijn. Daarom ging ik ervoor zitten om mij mijn vroegste herinneringen voor de geest te halen. Je wist maar nooit. Toen ik een paar dagen later weer een gesprek had, vertelde ik de psychiater wat ik had opgediept. Hij hoorde mij een tijdje aan en onderbrak mij toen: ‘Mag ik weten, waarom vertelt u mij dit?’
‘Dit soort gegevens hebt u toch nodig om mij te kunnen behandelen.’
‘En u wilt mij daarbij assisteren. Ach, dat is werkelijk niet nodig. Laten we ons maar beperken tot de reële situatie waarin u zich nu bevindt. Begrijpt u?’
Nee, ik begreep het niet. Hij lichtte toe: ‘U probeert mij te helpen, maar u hoeft mij helemaal niet te helpen. U hoeft van mij ook niet in uzelf te duiken om oorzaken voor uw huidige lijden op te diepen. U lijdt, dat is duidelijk. U wordt gekweld door vragen en twijfels, het is u zwaar te moede. Laten we het daarbij houden. Hoe het nu met u is, wat nu waar is – dat is wat telt.’
Ik zie nu dat hij de eerste tijd vooral bezig was om Tweedehans enigszins tot zwijgen te brengen, zodat ervaren kon worden dat er een Eerste was, een richtinggevende kracht bij de gratie waarvan Tweedehans bestond. Niet als een theoretisch iets waarover gediscussieerd kon worden, maar ervaarbaar in de dagelijkse praktijk. Een bewegend lichtpunt dat aanzette om te gaan door de angst en de moedeloosheid in plaats van te blijven staan in verlammende zelfbeschouwing.
Steeds weer maakte hij mij duidelijk, mijn psychiater die mijn levensleraar werd, dat het op mijzelf gerichte causaal beschouwen mij geen steek verder hielp. Hij noemde het ‘vivisectie plegen op mijzelf’. Ik begon te beseffen dat ik met al mijn sores werd bewogen door een weldadige kracht die veel groter was dan ik. In al die zelfbeschouwing en al dat zelfmedelijden was ik die kracht, die Eerste, gaan weerstaan. Ik begon niet alleen te beseffen maar ook te voelen dat deze stuwende kracht in mij, in mijn lichaam, mij wilde laten spreken en handelen voorbij wat ik al wist.
Er werd iets volstrekt nieuws van mij gevraagd. Niet het beheersen, maar het mij toevertrouwen en nog een slag verder: actief dienstbaar zijn.
Was het liefde, deze stuwende kracht, was het waarheid, was het God, mijn diepste Zelf, Boeddha, scheppend beginsel? Ach, wat deden de namen ertoe, de tijd van discussie en zelfanalyse was voorbij, die luxe had ik niet meer, ik leefde nu in noodzaak. Jazeker, in noodzaak, want ik wist met grote zekerheid dat het om mijn hachje ging, mijn geestelijk hachje. Ik zou tot een dor einde komen wanneer ik hieraan geen gehoor zou geven.
(wordt vervolgd)
Dank je wel uit het diepst van mijn hart
Beste Hans,
Mooi dat je een dokter op je pad vond die je hielp je denken te stoppen om bij het ervaren van de kracht in je te kunnen komen.
En wat mooi dat ook bij ziekte van je vrouw nog steeds het elkaar bereiken vanuit het zijn gewoon blijft bestaan.
Het mag misschien troostend zijn dat er naast het verlies van samen delen er bij het verdwijnen van cognitie het samen-zijn toch op een manier blijft bestaan.
Dag Hans
Ben weer geraakt door jouw bericht….ook ik voel de laatste tijd steeds duidelijker een dragende kracht die mij richting wil geven, die mij uitnodigt er gehoor aan te geven, te durven vertrouwen op het bovenrationele, zien dat mijn controlerende ikje maar heel beperkt is. Het is groots, en tegelijk vaak struikelen. En me weer opgevangen weten. Door ik-weet-niet Wie…Maar het lééft.
Dankjewel, voor je woorden van herkenning
Jeetje, precies waar ik nu mee bezig ben: actief dienstbaar zijn aan het Eerste – en dan niet té actief. Het is een fijnzinnig afstemmingsspel.
Dank je wel Hans.
Indrukwekkend en een groots dankjewel, Hans!
Besef nu, na levenslange therapieën en trainingen, dat ik nog steeds niet totaal vertrouw dat God het steeds weer overneemt. Deze openheid van Zijn is zo groots dat mijn geest het niet kan bevatten en ik daardoor deze werkelijkheid enigzins wantrouw en ik haar dus niet volledig toelaat. Gelukkig word ik geleid voorbij deze ‘wegversperder’ en is er steeds weer opnieuw open aanwezigheid in het nu, zijn in mijn lichaam…God zelve…
Wat prachtig weer Hans. Ik ben iedere keer weer blij als ik zie dat je weer een bericht gepost hebt. Dank!
Uiteindelijk gaat het altijd om durven zijn met wat is, echt daar te zijn en dat te vertrouwen hoe zwart het soms ook kan zijn.
Dat herken ik en lees ik in de mooie tekst(en) van jou.
“Verlammende zelfbeschouwing” , dit zijn precies de woorden die bij mij naar binnen gingen. Dank Hans dat ik dankzij jouw donkerste periode in je leven hier nu de vruchten van mag plukken.
Dank je wel, Hans, je weet zo raak dat proces te verwoorden waar ik ook in zit, en zo vaak mee geworsteld heb. ☺️❤️
Fantastisch, Hans, hoe je telkens weer met zoveel liefde en met precies voldoende heldere woorden weet te beschrijven wat er toe doet. Dankjewel daarvoor.
Dag Hans, ik ben 36 jaar en kan de inhoud niet helemaal bevatten/begrijpen. Toch raakt het me en geloof ik in die eerstehans, voorbij het uiterlijk/ego/denken. Dank voor je prachtige delen. Je helpt me inzien dat dat naar binnen keren, met jezelf bestaan, zo belangrijk is.