Ik was weer eens ziek. Vanaf Sinterklaas tot de vorige week. Geen vreselijke ziekte, maar hardnekkige griepachtige verschijnselen, die eigenlijk voornamelijk doen verlangen naar onbelemmerde rust en niets moeten. Oh, drie dagen in bed mogen liggen en kunnen uitzieken, gewoon wandelen zonder teruggeroepen te kunnen worden, naar de bioscoop kunnen, vrienden zomaar bezoeken zonder uitvoerige voorbereidingen, uitwaaien, de bergen in, Lissabon, oh, al die mogelijkheden die ik ken en waarnaar ik verlang.
Ik heb het niet in de hand. Zo gaat dat op de weg van het hart.
Ik ben aan het lezen in de Duineser Elegien van Rilke. Kleine beetjes, het is geen gemakkelijke stof, en toch… Ik neem kennelijk meer op dan ik direct begrijp, want woorden, zinnen blijven terugkomen, zoals ik dat ook van muziek ken, melodieën die ik nog dagen later in mij blijf horen, maar dit is zachter en minder nadrukkelijk, meer als een droomflard die met mij mee ontwaakt uit de nacht.
Zoals deze twee regels uit de Zesde Elegie:
…ach, uns rühmt es zu blühn, und ins verspätete Innre
unserer endlichen Frucht gehen wir verraten hinein.
In de vertaling van Atze van Wieren (Uitgeverij IJzer, 2006):
…ach, wij roemen het bloeien, en gaan verraden binnen
in het verlate binnenste van onze uiteindelijke vrucht.
Prachtig gezegd, vind ik.
Ik moet denken aan de jaren 70, 80 en 90 van de vorige eeuw, mijn succesdecennia, toen ik onwaarschijnlijk veel mensen begeleidde, een bloeiend bedrijf leidde, aan de lopende band boeken schreef, lezingen hield voor volle zalen. Dat was de tijd van het bloeien.
Hoe anders is het nu, nu het bloeien voorbij is en ik leef in de vrucht. Wat is het leeg en wat is het stil! Er is niet meer het ruisen van het succes. Ik ben alleen ‘in het binnenste van mijn uiteindelijke vrucht.’ Alleen, niet zonder vrienden, niet zonder gehoor en ook niet zonder lezers, maar toch: alleen in de zin van op mijzelf staand, zonder de externe referentie van het aanzwellend applaus en zonder dat er een grootse belofte is die mij wenkt.
Dit is het. Klein en eenvoudig. Van dag tot dag, en in de dag van moment tot moment.
Rilke geeft aan dat wij mensen ons verraden voelen wanneer deze leegte zich aandient. Ik vraag het mij af: voel ik mij verraden? Nee, nu zeker niet, ik ben tevreden, maar aanvankelijk, zo’n 20 jaar geleden, kon ik mij inderdaad verlaten voelen door goden en mensen. Niet altijd, overdag niet, wel soms in de nacht. Ik heb moeten wennen aan dit eenvoudige bestaan. Het was afkicken en ik heb geworsteld met de rust en de eenvoud, totdat ik niet alleen wist maar ook ervoer dat het geen noodlot was maar bestemming.
Ja, bestemming, want hier blijk ik het liefst te wonen, in dit stille land waar we elkaar van binnen kennen. (Ik heb het nu niet alleen over mij en Hanneke, ik spreek over mijn hele bestaan, mijn vrienden, mijn leerlingen, de mensen die ik ontmoet.) In dit stille land, bijna zonder toekomst en bijna zonder verleden, ga ik stap voor stap ‘in het verlate binnenste van mijn uiteindelijke vrucht’. Het verlate binnenste – ook dat is goed gezegd, want ik had deze rust en eenvoud wel eerder kunnen binnengaan, wanneer ik mij niet had laten weerhouden door die idiote gewoonte om mijzelf in de toekomst te projecteren en daar zekerheid te zoeken.
Als ik terugkijk op mijn succesvolle jaren, valt het mij op dat ik mij weinig herinner van de toen zo spannende gebeurtenissen, de opbouw van ons bedrijf, hoe we met tegenslagen omgingen, hoe we planden en besluiten namen, toch steeds gericht op groei, op meer mensen, een hogere omzet. Ik kan wel reconstrueren wat we deden en hoe we de dingen organiseerden, maar het zijn geen levende herinneringen, het zijn contouren en feiten, geen herinneringen van het hart.
In de herinneringen van het hart ben ik geen bestuurder, ik zit niet in de cockpit, ik ben betrokkene en deelgenoot. De herinneringen van het hart spoelen niet weg met de tijd. Zoals de geboorten van mijn kinderen, die ik van binnen weet. Zij werden geboren en met hen werd er iets in mij geboren. Zoals de dood van mijn vader. Zoals het ritueel waarbij ik met mijn dochter Anna en mijn vrouw en allemaal grote donkere mannen mijn pas geboren kleinzoon Chadim het weinige haar afschoor en hem een wens voor het leven in het oor fluisterde. Zoals ik was met al die vele mensen die zich aan mij toevertrouwden, aan wie ik mij toevertrouwde, want in het hart is geven niet te scheiden van ontvangen. De woorden van troost, die we met elkaar ontvingen. De waarheid van het directe leven. Altijd van hart tot hart.
Dat had niets te maken met commercie en met de opbouw van een bedrijf. Het was een groot geluk, dat de essentie van mijn werk, het contact met mensen en het met hen volgen van de levensstroom, onaangetast bleef. Er was wel de splitsing van commercieel werk en liefdeswerk, waaraan ik steeds meer ging lijden, maar het essentiële werk was meestal toch vrij en ongebroken.
Hanneke heeft mij daarin bijgestaan, voor de alzheimer en tijdens de alzheimer, puur door wie zij is. Zij trok zich niets aan van toekomst, van geld verdienen, van aanzien. Zij zei: ‘Als iets waar is, moet je het doen, anders vergooi je je leven.’ Geen tussenoplossingen, niets een beetje. Mijn hartsvriendin.
Zij projecteerde geen beloning of bedreiging in de toekomst, dat was haar grootste kracht, en zij maakte van niemand een ding. Er waren in haar bestaan geen klanten of afnemers, er waren mensen met wie zij het kon vinden of niet kon vinden, heel direct, mensen met wie het klikte en mensen met wie het niet klikte. Hoe dat kwam, interesseerde haar niet, het was gewoon zo. En dat is nog steeds zo.
Zij was mijn geweten en mijn muze. Ingeplugd op dat stelsel van licht onder de vormen, achter de gedaanten, dat uiteindelijk meer bepalend is dan al die belangen, de systemen van baat en verlies, de zogenaamde zekerheden. Was zij, is zij.
Waren we, zijn we verbonden.
(wordt vervolgd)
ik ben ontroerd door deze tekst. Hij is zo mooi… over doorzien van zogeheten ‘wereldse’ verworvenheden en waardering van verstilling. Veel dank en hartelijke groet, Manjudhi
Je schrijft in bovenstaande reactie: “Wat is het leeg en wat is het stil.”
Is het niet het steeds terugkerende dualisme in het leven van diepe verbondenheid kunnen voelen met een geliefde en de leegte van de stilte, vraag ik me af.
Zoals je in woorden kunt weergeven wat er door je heengaat en hoe of de situatie is, raakt mij diep.
Even een korte toelichting; ik ben nu 68 jaar; had rust gevonden en tevredenheid en dan kom je zomaar iemand tegen met wie er een diepe connectie ontstaat van beide kanten; maar wie de mantelzorg heeft voor zijn partner met een grillige vorm van MS. En hoe ga je daarmee om?
Ik weet het niet. Dank voor jouw weblog die zeer zeker inspirerend is.