20 september 2013
Dat is vandaag. Miezerig weer en een miezerig gevoel. Uit mezelf zou ik nou niet schrijven, want een miezerig gevoel werkt niet bepaald stimulerend. Maar wat een onzin: ik wíl schrijven dus het moet wel. Grappig eigenlijk en de omgekeerde wereld, dat ‘mijn’ Alzheimer me nu stimuleert om creatief te worden, terwijl ik er helemaal geen zin in heb.
Het is goed opletten geblazen deze dagen, dat ik mijn gedachten niet de negatieve kant op laat gaan. Ook dat heeft iets komisch – ‘vroeger’ had ik dan iets tegen iemand en dat werd in mijn gedachten bewezen, nogal vaak eerlijk gezegd, maar nú zie ik het meteen als een lelijk trekje dat door Alzheimer komt. Het valt me op: jaloezie, kritiek, iets dat ik wil – o ja, en grote haast want alles moet meteen.
Ik ben er alleen mee, het gevoel is niet te beschrijven, en in mijn achterhoofd is een onaangedane plek waar de Alzheimer niet kan komen en ik weet wie ik ben. En dat blijft. Het helpt me vooral om andere mensen te blijven zien, misschien wel meer dan vroeger.
Ja, de oordelen rijzen heus wel op, ze zijn niet zomaar verdwenen, maar ik merk het nu en ‘toen’ was het onderdeel van mijn manier van denken.
Pas geleden was ik in een groep die door Hans werd geleid, en ik had zoveel ontroerend lieve contacten – daar voelde ik me als een kind bij.
Dus wil ik terug? Nee, ik wil niet terug, ik ben veel te benieuwd en ik bid Jezus om mij te helpen om aanwezig te blijven. Dat doe ik iedere ochtend, als ik eraan denk.
Nu ben ik dus toch door dit te schrijven helemaal uit de miezerigheid gekomen!
Los van dit alles vind ik het heel fijn om mijn man steeds weer als voor het eerst te zien.
En ook minder dan vroeger te willen weten wat hij daar precies uitspookt als hij op zijn kamer is. Daarin was ik, en ben ik ook nog wel, heel bezitterig!
Nou is het ook wel moeilijk hoor, in deze tijd waarin je elk moment van de dag op je apparaatje kunt zien wat er in de wereld gebeurt en wie er nu met jou wil praten, me daar los van te maken en niet precies te willen weten wat hij doet. Eigenlijk is dat een voortdurende opgave want ik ben heel erg nieuwsgierig. Zelf heb ik zo’n apparaatje niet en ik verlang er ook niet naar. Maar regelmatig ben ik heel jaloers: ‘wie is dat nou weer?’ En ach, dat heeft niet zoveel met mijn Alzheimer van doen, dat heb ik altijd al gehad. De spanning die me bevangt zodra dat gebeurt, zodra hij met zijn wijsvinger die bijna liefkozende gebaren op zijn apparaatje maakt, daar kan ik niks aan doen. Wel kan ik me er niks van aantrekken. Een opgave van jewelste!
(Wordt vervolgd)
Geef een reactie