Ik sprak vanochtend met twee vrouwen over de was die ik aan het draaien was, de tweede van de dag en dat er nog een derde op zou volgen, en we hadden het erover hoe lastig het is om een dekbed goed in te passen in een dekbedovertrek. Zo spraken we tien minuten, een kwartier, en ik voelde mij na afloop zeer voldaan. Heerlijk om zo eventjes te kunnen praten over zaken waar mijn dagelijks bestaan om draait, theedoeken en de geur van wasgoed, en misschien een vies praatje, maar heb jij dit jaar ook zo’n last van maden in je afvalemmer? ja joh, wat doe je eraan?
Ik heb het bestieren van een huishouden niet van mijn moeder geleerd. Mijn moeder wilde graag dat ik een echte man was, zoals zij zich een echte man voorstelde, en terwijl zij zelf gebukt ging onder het huishouden – haar woorden – riep zij nooit mijn hulp in, behalve dan om werk te verrichten dat in haar ogen mannelijk was. De vuilnisemmers mocht ik buitenzetten, ik mocht lampen indraaien en soms mocht ik de afwas doen, dat kwam het meest dichtbij haar takenpakket.
Nu doe ik alles. Er is niet meer iets dat vrouwelijk of mannelijk is en dat dus wel of niet bij mij hoort. Ik draai de lampen in en ik draai de was, en ik was ook nog mijn vrouw van top tot teen alsof zij een klein kind is. Ik ben man/vrouw, vader/moeder, ik regel en ik zorg en vervolgens verricht ik mijn werk als leraar en schrijver. Het is een volle dagtaak.
Er zijn altijd lijstjes, het is nooit klaar, en iedere dag zijn er dezelfde taken, ook dat is nooit klaar.
De dagen ritselen voorbij, zeg ik weleens. Dat komt vooral door de dagelijkse taken, de wekelijkse taken en de op onregelmatige tijden terugkerende taken zoals Hanneke wassen (een enorme klus), terugkerend en steeds hetzelfde. Vaste tijdstippen, terugkerende rituelen. Steeds de kom water, de test vuur (zoals Hella Haase de archetypische attributen van het vrouwenbestaan benoemde).
*
Mijn vader was nerveus, hij ratelde op zijn schrijfmachine en borg de bankafschriften in een razend tempo op. Hij leefde in een wereld van dingen, hij had een agenda en bereidde zich altijd voor op iets, want morgen scheen hem belangrijker toe dan vandaag. De agenda van mijn moeder was haar boodschappenbriefje, zij was een bezige bij, maar toch was ze zelden haastig. Zij las mij voor, sprookjes en uit de kinderbijbel, ’s middags sliep ik naast haar voor de kachel en dan vertelde zij mij als wij weer wakker waren wat zij had gedroomd. Ik hield van mijn vader, hij was een ingekeerde zachtmoedige man, heel anders dan mijn moeder die kolkte van levenskracht. Met mijn moeder was ik van hart tot hart.
Ik begreep dat mijn moeder, zoals zij zei, het huishouden haatte. Zij was heel jong door haar vader van school gehaald, omdat hij vond dat ze moest werken. Zij schaamde zich voor haar gebrekkige opleiding, en ze was bitter en verongelijkt omdat ze zeker zo intelligent was als mijn vader en dubbel zo ondernemend. Zij had het ver kunnen schoppen, zag ik en wist ik, maar die talenten waren in de kiem gesmoord. Een moeilijk lot, leek mij, lijkt mij.
Nu ben ik vader en moeder. Zij zijn in mij meer getrouwd dan ik hen buiten mij heb gekend.
Vader is een stuk rustiger geworden, hij regelt nog wel van alles, maar er is geen haast bij en morgen is morgen. Moeder doet dezelfde dingen dag na dag langzaam en met aandacht. Zij voelt zich niet meer bedrogen door het lot. Zij is in vrede.
Dat is voor haar nu ook makkelijker dan het vroeger was in haar jeugd. Haar carrière is toen in de kiem geknakt, terwijl zij nu samen met vader haar sporen al heeft verdiend. Zij heeft kunnen scoren, aanzien gekregen, zij heeft zogezegd met vader een boom geplant, boeken geschreven en vijf dochters gekregen.
Soms heeft moeder nog wel van die gedachten, dat zij te goed is voor dit zorgende bestaan. ‘Het zou heerlijk zijn als ik vrijgesteld zou zijn van het huishouden,’ denkt zij dan. Maar zij weet nu dat zij het denkt. Al die gedachten zijn als druppeltjes vet die op het afwaswater drijven, als de pluizen die zij uit het filter van de wasdroger haalt. Ze zijn er wel, maar het zijn meer restproducten dan dat ze bepalend zijn.
‘Ja,’ zegt vader, ‘het zou heerlijk zijn als ik geen last had van mijn nieren. Als mijn vrouw geen alzheimer had. Als er geen bacteriën en virussen waren. Het zou heerlijk zijn, denk ik, maar al die gedachten hebben niets te maken met de werkelijkheid.’
Vader is zakelijk en nuchter, maar niet alleen zakelijk en nuchter, want hij kent de liefde nu. Hij zegt: ‘Wanneer ik de werkelijkheid, de hele werkelijkheid, wil beschrijven, moet ik ook vertellen hoe gelukkig ik ben in het holst van de nacht als ik wakker word en mijn ogen opsla en boven mij het gezicht van mijn vrouw zie en ik haar hoor zeggen: “Wat ben je lief,” zachtjes, tegen mij, niet omdat ik iets gedaan heb, niet als beloning, maar omdat wij daar zijn, zij en ik, in dat moment, en het goed is zo.’
Vader heeft geleerd en de liefde gevonden, moeder is in vrede en vrij van schuld.
Nu ik nog. Want het bloeien is voorbij en de vrucht wil volbracht worden.
En tegen die maden in de afvalbak: wat blaadjes van een klimop! Helpt echt.
Wat mooi dat Hannekes ziekte bij jou geleid heeft tot een synthese van mannelijk/vrouwelijk, vader/moeder. En dat je op deze manieren dingen van je ouders hebt kunnen helen. Doorbreken van karma. Zelf (ik ben 73) ervaar ik ook dat mijn ouders steeds meer in mezelf gaan leven, allebei. Cadeautje van het ouder worden!
De kleine taboe’s , ik ervaar hoe goed het is dat je die ook door je schrijven aan het licht brengt. Het repeterende werk in het huishouden dat mooi wordt als ik weldoend rond ga om een heel prettig thuis in orde te maken en houden, dat akelig wordt als ik denk dat het vanzelfsprekend en dus plicht wordt …. Hoe je beschrijft dat er in de ‘ouderdoms’fase de kaders van verdeling wegvallen en alles tot vervulling en liefde kan keren.
En dan, verrassend de laatste zin: nu ik nog. Ha, er wil nog iets tot vrucht, tot rijping komen. Moge je tijd van leven gegund zijn…
Toen in 2016 bleek dat mijn lieverd niet meer in staat was om mij te helpen, heb ik lang geworsteld om het dekbed in mijn eentje in de hoes te persen. Uiteindelijk gaf ik het op. Ook heb ik het nog geprobeerd met wasknijpers. Ik gebruik nu onze dekbedhoezen gewoon als lakens. Zoals vroeger toen we nog wollen dekens hadden.
Het bed verschonen stelt nu niets meer voor en ik slaap,er niet minder om, al is sinds 1 augustus 2019 de kant waar mijn lieverd sliep leeg. Dat went nooit.
Mooie beschrijving en reflectie waarin vroeger en nu bij elkaar komen, zo ook de groei van de mens.
Mooi verhaal Hans.
Ik heb ook veel geworsteld met het dekbed, maar sinds een jaar heb ik een truc waarmee dat voorbij is: 4 veiligheidsspelden. Ga met in je hand een voorste punt van het dekbed het hoeslaken in en maak die op de juiste plek met je andere hand vast met een veiligheidsspeld. Daarna de andere voorste punt, en vervolgens de onderste punten. Ik gebruik daar luierspelden voor, o.a. te koop bij de HEMA. Die kunnen nooit los gaan.
Dank je voor de tip, Theo. Ik heb het al geprobeerd met veiligheidsspelden, maar die raken los en gaan dan prikken. Luierspelden!!!
Ach, wat mooi Hans.
Dank je wel.
Ontroerend en opwekkend.Dank je Hans
Het is weer zo’n fijn verhaal. Heel veel mail sla ik in eerste instantie over, maar die van jou open ik vrijwel altijd direct. En dan neem ik even een pauzetje. En ik lees. Altijd van die diamantjes in deze verhalen. Het is toch prachtig dat ze dat doet, midden in de nacht. Hoe dan ook, is dat mooi wakker worden. Dank je wel! En ik wens jullie een mooie dag. Liefs.
lieve Hans,
Ons te raken, behoort niet tot je “dag taken” ,maar is het Licht van je ziel. Dat in trilling en vorm bij jou binnen viel en nu uitstraalt naar ons , die dit “Licht” nu ook mogen ervaren., in dankbaarheid.
Dag Hans,
Ik hoop dat dit in goede aarde valt (kan er soms over twijfelen, alhoewel mijn schaterlach spontaan komt).
Enfin. En altijd weer die humor in jouw schrijven en praten, die onverwachts om de hoek komt kijken – Na het hele epistel gelezen te hebben, en waarvan je dan denkt, Hans is zó goed bezig, eindigt het toch met; ‘Nu ik nog’. Hahaha.
Wauw!!