Het was prachtig weer. Het had een aantal dagen gesneeuwd en we liepen over een pad langs het Casimirdal, ons lievelingsdal hier in het Rothaargebergte. Hanneke liep rechts van mij en opeens gleed zij uit. Zij viel opzij, sloeg af met haar linkerarm, zoals zij dat indertijd heeft geleerd bij judo, en schreeuwde het meteen uit van de pijn. Zij had haar elleboog gebroken, een meervoudige breuk, maar dat wisten we toen nog niet. We moesten nog een paar kilometer door de sneeuw, voornamelijk omhoog, voordat we bij ons hotel waren. Dat was ver. We deden het samen in de twee-eenheid die het in zo’n urgente situatie kan overnemen. Eigenlijk helemaal niet onplezierig. Vooral geconcentreerd en aanwezig. Daarna van het hotel naar het ziekenhuis, waar bleek dat de arm ontzet was en dat er sprake was van een combinatie van breuken. Zij moest meteen onder narcose, zodat de arm gezet kon worden en een paar dagen later moest zij langdurig onder narcose, omdat zij moest worden geopereerd. Daarna zes dagen in het ziekenhuis. Veel pijn. Weinig nachtrust. De arm eerst in het gips en daarna in een aluminium apparaat – een zogeheten orthese – dat haar, in ieder geval op die plek, op een menselijke robot deed en doet lijken.
De val was meer dan drie weken geleden. We zijn er nog niet, want over een paar dagen moeten de interne draden eruit – weer onder narcose. Dat apparaat, die orthese, moet zij zeker nog vier weken verdragen. En dan komt de fysiotherapie. Hopelijk krijgt zij de volledige beweging in haar vingers weer terug, want daar mankeert nu nog het een en ander aan.
Een ongeluk zit in een klein hoekje.
Over dat hoekje wil ik het hebben. Ik vind dat een interessant hoekje.
Ik zat jaren geleden achterin de auto bij een vrouw die linksaf een zijweg insloeg en niet had gezien dat haar een motorrijder tegemoetkwam. Ik zag hem vanaf mijn plaats op ons af komen, onontkoombaar. Het ging zo snel en toch leek het alsof de tijd stilstond. Alles ingelijst in dat ene moment. Ik krulde mij zijwaarts op in de foetushouding. Toen kwam de klap. Het glas zat tot in mijn schoenen, maar ik had niets. De mensen voorin waren niet zo gelukkig, ook al viel het wel mee, maar de motorrijder was er echt beroerd aan toe. Hij was recht in de zijkant van de auto gereden en zijn armen waren op verschillende plekken gebroken. Ik stapte uit de auto. Het was doodstil. En toen begon de man te kermen. Andere auto’s stopten, we voegden ons samen en gingen helpen waar we konden helpen. Heel systematisch, als het ware in gemeenschappelijk overleg. Concreet mededogen. Met daarbij de voortdurende waarneming van schoonheid.
Dat vond ik het meest merkwaardig achteraf: die schoonheid die alles doordrong. Alsof alles zich in zijn volle formaat uitsprak in de onwrikbaarheid van het moment.
Zo heb ik het ook gezien bij de geboorte van mijn kinderen, bij het sterven van mensen die mij lief waren, terwijl ik de liefde bedreef, middenin een niersteenaanval, terwijl ik een jobstijding ontving, staand tegenover iemand in mijn praktijk die ik zeg waarop het staat. Prettig of onprettig, het doet er niet toe. Wat er toe doet is dat het volledig waar is, want onontkoombaar.
In dat kleine hoekje is het ongeluk het geluk. Want daar vallen ze samen in de onbeweeglijke Aanwezigheid die als een fontein van kleuren zich uitstort in de tijd, tot tijd wordt.
Zo – wat een geluk is dit ongeluk! – heb ik en hebben wij de afgelopen weken beleefd. De grondtoon is voortdurende Aanwezigheid. Dit kleine hoekje waar alles begint en samenkomt.
Ach, wat sneu nou, meervoudige breuken, narcoses, een orthese. Er rolt veel praktisch gedoe uit zo’n klein hoekje. Liefs aan jullie beiden.
Wat een prachtige adembenemende waarneming, ‘de onbeweeglijke Aanwezigheid die als een fontein van kleuren zich uitstort in de tijd, tot tijd wordt.’
De onbeweeglijke Aanwezigheid. Onontkoombaar. Het Eeuwig stralende Licht in alles wat is, waaraan we steeds voorbij gaan, wordt in deze heldere toegespitste momenten Aanwezigheid. Dank je Hans voor je prachtige verhaal (poëzie) dat mij dit weer doet herinneren.
Wat een prachtige tekst over schoonheid. In dat kleine hoekje is het ongeluk het geluk. Dit kleine hoekje waar alles begint en samenkomt. Alles sprak zich uit in de onwrikbaarheid van het moment.
Dank voor deze woorden. Zo was het precies. Ik kon het toen niet zo benoemen maar dat gaf de kracht die nodig was. Op het moment dat ik dit lees belt een vriendin, haar man is een jaar geleden overleden. Ze is onlangs voor die herdenkingsdag grieperig geworden en het duurt maar voort. Ik onderbrak lezen van je blog en had een bijzonder gesprek met haar. Is dat synchroniciteit?
Beste Hans,
Er is voor mij meestal heel wat voor nodig om de naakte werkelijkheid onder ogen te zien. Als vluchten niet mogelijk is ga ik doen wat aan de orde is, wat ook de uitkomst zal zijn. Mooi zoals je beschrijft hoe Hanneke en jij met deze werkelijkheid omgaan. Ik herken het en ik vlucht minder. Dank je. Beatrijs
“Een ongeluk zit in een klein hoekje”. Terwijl ik het zinnetje lees, voel ik alles in me samentrekken en zie in een split second diverse “ongelukken” waar ik bij betrokken ben geweest of getuige van was, aan me voorbij trekken.
De loop van een leven, de loop van de geschiedenis die in die ene seconde “van koers” wijzigt. Die perceptie van “een bepalende koerswijziging” komt echter pas achteraf. Op het moment zelf was het wat gebeurde, gewoon wat er gebeurde en deed ik en deden anderen wat gedaan moest worden. Handelen en zijn, samenvallend met de mensen en de onwrikbare situatie waar ik onderdeel van uitmaakte. Ja, ik herken dat je dat schoonheid noemt.
Wat een schoonheid dat die schoonheid er is te midden van het drama dat zich afspeelt en zich uitdrukt in waarheid en totale aanwezigheid!