Hartelijk dank voor de vele reacties die ik heb ontvangen, zowel hier op het weblog als via e-mail, WhatsApp etc. Verrassende, verblijdende contacten. Oude vrienden, reisgenoten, familieleden, creatieve lotgenoten. Dank je voor jullie vriendelijke woorden.
Ik vond het prettig dat niemand vroeg: waar gaat je boek over? Ik zou dat niet kunnen samenvatten. Indien het boek wordt uitgegeven moet ditmaal iemand anders de blurbtekst schrijven. Het manuscript is gelezen en wordt nog gelezen door een paar goede vrienden en als zij hun commentaar hebben gegeven en ik dat heb verwerkt, zoek ik een uitgever, want die heb ik nog niet voor dit boek dat zo anders is dan mijn voorgaande boeken.
Ik heb iets geschreven over Pasen. Het mocht van de andere verteller. Ik kreeg de wind in de rug.
*
Toen ik een jaar of 15 was, hing er in mijn kamer een berenkop aan de muur. De kop van een bruine beer, met donkerbruine glazen ogen en grauwwitte tanden. Die berenkop had ik een keer op straat gevonden toen het vuilnisbakkendag was. Hij hing boven mijn bureau in de hoek van de kamer en ik kon hem zien vanuit mijn bed. Hij gaf een speciaal cachet aan mijn kamer, iets wilds, waarvan ik wist dat het bij mij hoorde, maar dat ik niet zag als ik in de spiegel keek. Na een tijdje begon hij te stinken en toen moest ik hem wegdoen, maar hij was er nog toen ik die droom had, die ik de Paasdroom noem.
Het was een droom met een groot werkelijkheidsgehalte, een van de meest krachtige dromen die ik ooit heb gehad. Hij begon ermee dat ik in mijn bed lag, in mijn kamer die grensde aan de tuin. Toen stak er buiten een storm op. De storm raasde door de tuin en rukte de openslaande deuren van mijn kamer open. Een enorme kracht sloeg naar binnen, recht op mij af, op mij, in bed, zoals ik daar lag. Alles werd meegezogen in de werveling, mijn boeken, mijn papieren, de gordijnen scheurden, en toen nam de storm mij mee. Hij tilde mij niet op, maar doordrong mij, het was alsof ik onder stroom stond. Alles bewoog, een onhoudbare opwinding maakte zich van mij meester, kracht die ik niet kon bevatten. Ik werd wakker, deed mijn ogen open, zag mijn kamer, zag dat alles er nog was als vanouds, maar de opwinding, die enorme lading werd niet minder. De droom ging door, het was werkelijkheid. Het was heerlijk en beangstigend, ik kon het hoge voltage bijna niet verdragen. Ik sprong uit bed, rende naar mijn bureau en schreef op wat er gebeurde. Het was het enige wat ik kon doen, anders zou ik gek worden, wist ik, dacht ik. De beer keek op mij neer en ik schreef het op, in korte zinnen, precies zoals het was, en toen trok de kracht uit mij weg. Ik kwam tot rust, las wat ik had geschreven en wist dat dit een gedicht was. Mijn eerste gedicht. Ik noemde het: De storm.
Er was een deur opengegaan. Vanaf dat moment begon ik te schrijven en te dichten. Steeds wanneer ik die storm voelde naderen, noteerde ik wat er gebeurde. Zo sterk en gevaarlijk als die eerste keer werd het niet meer, het was meer inspiratie dan overweldiging. Wat daarbij hielp was dat ik andere mensen ontmoette die dit ook kenden, zowel de storm als de inspiratie.
Dit was het begin, het feitelijke begin, van mijn schrijverschap.
Ik heb er al eerder in dit weblog over geschreven. Het gebeurde even voor Pasen in 1958, bijna 60 jaar geleden – dezelfde tijd in het jaar als waarin we nu verkeren. Het gedicht heb ik niet meer. Ik ben het bij een van de verhuizingen kwijtgeraakt. Ik vermoed dat ik het nu niet een goed gedicht zou vinden. Het was meer een breekijzer dan een gedicht.
Het schrijven heeft mij geholpen om gezond te blijven, door bergen en door dalen. De kracht van dat andere is zo groot en het fysieke en psychische gestel is zo broos. Ik heb het ook weleens anders gezegd: de brug is smal en de afgrond is diep. Alleen red je dat niet, ik in ieder geval niet. Het vertolken is mijn redding, het doorgeven, het vastleggen en dus ook het dienstbaar zijn. Dat is op zich geen kwaliteit, het is noodzaak.
Het is zo mooi geregeld dat wat voor mij redding is voor de ander hulp kan zijn. En omgekeerd. Als dat aansluit zijn wij beiden blij. Dit is ons bestaan en daar is de regenboogbrug. Wat verlies en ondergang leek, blijkt doorgang te zijn waardoor we opgenomen worden in het langverwachte, voorbij hoop en vrees.
Het is een wonder. Je kunt er geen staat op maken. Je kunt het niet kopen. Je kunt het niet voortzetten. Maar de scheppingskracht die ons bezielt en vorm en naam geeft, beweegt ons voorbij de vorm en naam, voorbij het einde van de vorm en de naam, voorbij wat we dood achten. Hoe is het mogelijk?
Pasen.
het is, beste Hans.alsof je met wat je net schrijft..mij aanraakt in het oog van de storm..vandaag wordt me voor de derde keer gezegd :je moet doorgaan met schrijven je kunt zo mooi schrijven…; ik erken het soms, en weet me tegelijkertijd afhankelijk van de scheppingskracht die door me heen gestalte krijgt , ongewild maar als genade , en Jij bevestigd me vandaag in mijn Ziel met de stem :..ga door,geef er meer ruimte aan, het geneest en geeft leven ..aan jezelf en anderen..,diepe dank Hans. Miomi
Ja, dat is wat Pasen voor mij betekent; de genade van de opstanding door de dood heen.
Vroeger was het: Jezus is voor onze zonden gestorven,
nu is het: Hij liet ons het wonder van de opstanding zien.
Geen droefenis, maar een blijde boodschap.