VERHALEN OP DE WEG
Ook al gaan we deze weg uit vrije beweging, het is niet altijd een pretje. Het cynisme om ons heen is groot en besmettelijk. Velen zijn in de ban van een kortzichtige, alles bepalende materialistische manier van denken, die in deze tijd kapitalisme wordt genoemd, maar die waarschijnlijk zo oud is als de mensheid, en vergeten daardoor dat de handen wel graag grijpen en verzamelen, maar dat ze nog liever liefkozen en helpen op te richten in mededogen.
Daarom vertellen we elkaar onderweg verhalen. Verhalen, over wat we weten maar dreigen te vergeten. Verhalen die troosten, verhalen die de moed erin houden, verhalen die ons laten lachen. Dat zijn niet altijd verhalen die overeenstemmen met hetgeen we hopen, maar het zijn wel altijd ware verhalen. En waarheid is en blijft de grootste troost.
Zo’n verhaal is het verhaal dat ik hoorde van Hans Erich Nossack. Ik heb hem, zijn werk, leren kennen in 1966 en ben toen een aantal jaren met hem opgetrokken. Ik bedoel daarmee dat ik al zijn boeken las. Hij was een Duitse schrijver die werd geboren in1901. Soms lees ik jaren niets van hem en dan kom ik hem opeens weer tegen: ik loop naar mijn boekenkast, blader in een van zijn boeken, ga zitten en ben weer met hem in gesprek. Hij overleed in 1977, maar hij is, wanneer ik hem weer eens op mijn weg tegenkom, springlevend.
Nossack woonde in Hamburg toen deze stad in de zomer van 1943 werd gebombardeerd. De stad werd verwoest. Nossack zelf verloor alle persoonlijke bezittingen, zijn huis, zijn boeken en zijn manuscripten. Het verleden werd doorgesneden. Een paar jaar later, na de oorlog, beschrijft hij hoe hij ooggetuige was van dit bombardement. Het is een gruwelijk, stil verhaal. Der Untergang heet het.
Zonder opsmuk vertelt hij, registreert hij, alsof je naast hem loopt. Onnadrukkelijk, niet met de stem van iemand die oordeelt, maar met de stem van iemand die ziet. Het is gruwelijk waar en prachtig waar.
Hij eindigt zijn verslag na 60 pagina’s als volgt: Toen kwam iemand bij ons in de kelder en zei: het wordt tijd dat jullie er uitkomen, het hele huis staat in brand, het kan elk ogenblik instorten. De meesten wilden niet, ze dachten dat ze daar veilig zaten. Maar ze zijn er allemaal aan gegaan. Een paar van ons gingen er op in. Daar was nogal wat moed voor nodig. We moesten door een gat naar buiten en voor dat gat sloegen steeds de vlammen heen en weer. Het is niet zo erg als het lijkt, zei hij, ik ben er toch ook doorheen gekomen naar jullie toe. Toen sloeg ik een natte deken over mijn hoofd en kroop naar buiten. Toen waren we er doorheen. Een paar zijn op straat nog in elkaar gezakt. We moesten ze laten liggen.
Dat is de situatie. Het hele huis staat in brand. Het kan elk ogenblik instorten. Er zijn mensen die blijven, omdat ze denken dat ze daar veilig zitten. Een paar brengen de moed op om de man die komt waarschuwen te volgen. Hij zegt: ‘Het is niet zo erg als het lijkt, ik ben er toch ook doorheen gekomen naar jullie toe.’
Dat is er ook. Daaraan moeten we herinnerd worden. Ik in ieder geval. Het is niet alleen hard werken, in het duister tasten, op het scherp van de snede leven, er is ook hulp. Hulp die nabij is en die spreekt uit ervaring.
Het vraagt moed om gehoor te geven aan de aangeboden hulp.
En ook dan, als je gehoor geeft, is er geen garantie.
Er is wel een weg die gegaan kan worden. De enige weg.
Die vanuit ieders gezichtspunt anders is.
Hier gaat het om de volgende vraag: “Volg je de hoop of volg je je vrees? Dat is steeds opnieuw een keuze in zo’n situatie.
Bijzonder Moedig verhaal, dank !
Wat fijn om weer een dergelijk stukje van je mogen te ontvangen.
Het zou een prachtige bundel (op papier) kunnen worden, om zodoende er dagelijks iets in te kunnen opslaan ;-).