Ik zei tegen Hanneke, mijn vrouw, dat ik haar vandaag wel heel ruzieachtig vond. Haar antwoord was om in te lijsten: ‘Ik heb toch niemand anders. Jezus Mina, met wie kan ik dan ruzie maken?!’ Ze liep stampend weg, sloeg met de deur. En kwam stikkend van het lachen meteen weer terug: ‘Zo is het toch?’ We proestten het uit.
Ja, zo is het. Zij is heet gebakerd. Altijd geweest. Het heeft verder niets te betekenen, behalve dat ze een potje wil knokken. Vroeger zocht ik er van alles achter: een geheime betekenis, opgehoopte grieven, oude pijn, maar nu weet ik wel beter. Het heeft ook z’n voordelen om oud te zijn. Je betrekt de dingen minder op jezelf en je weet dat de ander anders is. Dat is minder gehakketak en meer lachen.
Een stokpaard van haar: zij is niet dement.
Zij had een brief gekregen van iemand die met haar graag over haar dementie wilde praten. Dat ergerde haar. ‘Ik heb Alzheimer,’ zei ze, ‘maar ik ben niet dement.’
‘Maar je bent wel aan het dementeren,’ meende ik te moeten verduidelijken.
Dat ontkende ze eerst, maar toen ik met een aantal welgekozen voorbeelden kwam, ging ze door de bocht. ‘Ok, maar dat wil niet zeggen dat ik dement ben of dat ik het word. Het kan heel anders gaan. Het kan stoppen en ik kan dood gaan. Dus ze moeten mij niet dement noemen.’
Geen speld tussen te krijgen.
Ik heb ook zo van die stokpaarden. Eentje van de laatste tijd is dat ik niet wil worden aangesproken als mantelzorger. Ik vind het een vreselijke term, die ook nog eens de lading niet dekt. Ik begrijp dat politici en bestuurders graag zo’n term gebruiken, want hoe moeten ze anders kwantificeren en analyseren en subsidiëren. Maar ik ben geen mantelzorger. Ik ben de man van Hanneke en zij is mijn vrouw. Wij houden van elkaar en in die liefde doen we voor elkaar wat we voor elkaar kunnen doen.
Ik schrijf dit ook op de formulieren met vragen over de hoeveelheid tijd die ik per week als mantelzorger besteed aan mijn zorgbehoevende vrouw. Hebt u nog iets op te merken? staat er dan aan het eind. Zeker, zeg ik, en verklaar vervolgens dat ik het een vreselijke term vindt enz. enz. Mijn riedel. Ik krijg nooit een reactie.
Wel krijg ik regelmatig een uitnodiging om te komen mattenvlechten, of te sjoelen, of te wolvilten. Kennelijk hebben mantelzorgers daar behoefte aan. Het is goed bedoeld, maar zo knullig.
Natuurlijk is er nood. Ik vind het soms heel moeilijk om haar, mijn geliefde, te zien aftakelen. Dat gaat met horten en stoten. Weken lijkt het alsof we op een rustig platform zijn aangekomen. En dan opeens, altijd volkomen onverwacht, begint onze aarde te beven en zie ik dat hele brokken die zij zichzelf noemt en die ik ook haar noem, mijn lieve vrouw, wegslaan, verdwijnen en niet meer te achterhalen zijn – woorden, herinneringen, hoe wij de dingen doen.
Het is misschien nog wel moeilijker om te zien hoe moedig zij daarin is – dat die moed, dat onverveerde blijft, terwijl daar omheen de wereld verkruimelt. Terwijl ik niets kan doen, behalve haar ketting omdoen, haar haarspelden, haar haar wassen, haar oorringen, van haar houden, waar ik niets voor hoef te doen – het komt mij aanwaaien. Zij dementeert, maar zij is niet dement.
En ik, ik heb alleen maar behoefte aan wijsheid, direct contact en concrete hulp. Aan vertier, of het nu sjoelen is of rietvlechten, heb ik geen behoefte. Ik heb er ook geen behoefte aan om als mantelzorger gezien te worden. Dat is een functieomschrijving van buitenstaanders, het is niet dat wonderlijke lot waar ik precies het mijne beleef. Het lot dat niemand van mij kan wegnemen, waar ik in het vuur kijk, het onmogelijke zie, binnenste buiten word gekeerd en zeg: ‘Ja, zo is het. Dit is het, mijn lief.’
Is zij voor mij,
ben ik voor haar,
in dit onbegrijpelijk gebeuren
de deur tot het meest gewone.
Ik heb net een boek gelezen van Olivia Ames Hoblitzelle over haar “mindfulle” weg van omgaan met de alzheimer die haar man krijgt. Zoveel van geleerd en troost uit geput. Nu kom ik deze site tegen met weer zulke mooie woorden. Dank!
Om zo lief te hebben, geliefd te zijn, en dat woorden geven, wat heerlijk!
En wat fijn dat je zo wakker schudt op ‘mantelzorger’ zijn. Heb ik ook even zo een hekel aan als ‘nabestaande’ zijn.
Dank voor de mooie beschrijving ,hoe het is , als je lang bij elkaar bent,van elkaar houdt, met alle makkes.
En voor de heldere beschrijving ,dat je uit liefde doet voor elkaar zorgt, en geen z.g.mantelzorger bent. Je bent bij elkaar en zorgt voor elkaar uit liefde.
Mijn broer stuurde de link naar jullie blog. En ik ben zo’n figuur die mensen met dementie al jaren begeleid. Wat jullie schreven vind ik mooi en ik kan alleen maar zeggen dat liefde veel vermag – eens zei een man tegen mij, “alles is anders, maar onze relatie niet”.
Ik zal je gedicht opsturen naar mensen van wie ik denk dat zij daar kracht en inspiratie uit zullen krijgen. Dank jullie beiden.
Prachtig!
Niets aan veranderen.
Zo stoer en teer tegelijk, zo mooi, klinkt dit liefdesverhaal.
Dag Hans, zo mooi en liefdevol dank dat je het deelt.
Meest(e)erlijk!
Wat “is” kan zo mooi zijn …. niet gemakkelijk misschien …. maar ‘zo mooi’ 🙂
onbegrijpelijk wijs!
veel minder gehakketak
en
echt meer lachen, ondanks en
dank .. zij
Precies!
Wat een mooie liefdesverklaring.
Lief .