UIT HET DAGBOEK VAN EEN KLEINGELOVIGE
Voor Arthur Kleintjens
Een jaar of 20 geleden gaf ik een lezing voor een groot gezelschap van protestantse signatuur. Ik herinner mij niet meer wat het onderwerp van de lezing was, maar ik neem aan dat de strekking van mijn betoog blijmoedig was, want toen ik het trapje van het podium was afgedaald, stelde een oudere dame zich breed voor mij op en vertrouwde mij niet zonder bitterheid toe dat ik, omdat ik niet aan een ernstige ziekte leed, niet het recht had zo vrolijk over geloofszaken te spreken. Ik vermoedde dat zij zelf ziek was en sprak even met haar, maar tot een verzoening kwam het niet.
Even later, onderweg naar de voor mij gereserveerde zitplaats, stond een van de andere sprekers op, een dominee, schudde mij de hand en complimenteerde mij met mijn lezing. Vervolgens zei hij, terwijl ik al weer doorliep: ‘Waar haalt u toch dat geloof vandaan?’
Ik meende te horen dat het een serieuze vraag was, niet een ironisch commentaar of een verholen verwijt. Ik keerde mij om en zei: ‘Ik ben niet zo’n geloofsmens. Ik spreek vooral uit ervaring.’
‘Maar dan nog,’ zei hij, ‘waar haalt u het geloof vandaan?’
Zijn woorden raakten mij, vooral de verdrietige toon waarop hij sprak, alsof hij iets zag waarnaar hij verlangde maar dat hij van zijn levensdagen niet zou kunnen verwerven. Hier was een dominee, die kennelijk vond dat hij niet of niet genoeg geloofde, wat hij daar dan ook onder verstond, en die het er moeilijk mee had. Het was niet een theoretische vraag, maar een persoonlijke vraag, en ik had er geen antwoord op daar tussen de stoelen in terwijl de volgende inleider alweer op het podium stond.
Geloof, geloof? Daar had ik niet veel mee. Geloven doe je in de kerk en leven doe je in de wereld. Maar hier was het toch ook een beetje een kerk, waar de mensen het leven in termen van geloof vertaalden.
Ik weet niet meer wat ik antwoordde. Ik vermoed dat ik iets gemompeld heb in de trant van: dat is er nu eenmaal. Alsof het toch een kwestie van geluk was. Of in protestants christelijke termen: van predestinatie.
*
Mensen vragen mij regelmatig naar mijn geloof. Geloof je in God? Geloof je in een leven na de dood? Gelooft u dat Jezus Christus de eniggeboren zoon van God is? Gelooft u in de goedheid van de mens? Geloof je dat we in een overgangstijd leven, van Vissen naar Waterman? Geloof je dat Jezus Christus een grotere leraar is dan de Boeddha? Gelooft u dat God buiten u is of in u is?
Ik vind dat onmogelijke vragen. Vervreemdende vragen ook. Dit soort vragen doen mij denken aan de vraag van de psychiater indertijd bij de dienstkeuring: ‘Masturbeert u met of zonder plaatjes?’
Het is één van tweeën, maar masturberen doet u, en nee, er zijn maar twee vakjes: u kunt niet aangeven dat u niet masturbeert.
Ik werd afgekeurd. Tot mijn grote vreugde. En zo word ik ook steeds weer afgekeurd wanneer ik geen antwoord weet en ook geen antwoord wens te geven op de ja-nee geloofsvraag. Ook daarvoor ben ik niet geschikt.
*
God is mij te lief om in te geloven.
Jezus trouwens ook. Boeddha ook. De weg. De waarheid. Het leven. Mijn elleboog. Mijn neus. Te nabij om in te geloven.
Ook niet apart genoeg om in te geloven. Ik ben het en ik ben het niet.
Niet te geloven!
*
Traditioneel worden de Griekse woorden pistis en pisteuo in het Nieuwe Testament vertaald met geloof en geloven. In een paar meer recente vertalingen worden deze woorden ook met vertrouwen vertaald. Dat klinkt volkomen anders en het is ook volkomen anders. Het is minder mentaal en tegelijkertijd minder vrijblijvend. Over geloof kun je twisten, maar over vertrouwen niet. Het is meer hartelijk en vraagt meer concrete aanwezigheid. Misschien zou pisteuo zelfs wel te vertalen zijn met toevertrouwen aan. Dat is nog dichterbij en een slag riskanter.
Geloof je in de Onbenoembare of vertrouw je je toe aan de Onbenoembare?
Stel je voor dat die dominee twintig jaar geleden mij had gevraagd: ‘Waar haalt u toch dat vertrouwen vandaan, hoe komt het toch dat u zich zo toevertrouwt?’
Dan was er geen afstand geweest. En ook niet de suggestie dat ik geluk had gehad. Dan had ik kunnen antwoorden: ‘Door te doen.’
Want vertrouwen komt je niet aanwaaien. Vertrouwen groeit doordat je de stem van je hart volgt. Te midden van wat je kunt overzien en meent te kunnen beheersen, te midden van wat je altijd hebt geloofd, is een zachte stem, bijna onhoorbaar, die jou en jou alleen aanspreekt. Je kunt nergens op terugvallen – het is jouw leven en jouw leven is jouw kunstwerk. Niemand heeft jouw smaak, jouw kleurgevoel. Niemand hoort die stem zoals jij hem hoort.
Het vraagt moed om gehoor te geven en de weg te gaan die jouw weg is. Maar als je dat doet, omdat die stem je het liefst is, verandert het landschap en blijkt het precies bij je aan te sluiten. Dat geeft vertrouwen.
Je toevertrouwen geeft vertrouwen.
Dan is God niet iets in de verte, ergens daar boven, waar je in moet geloven, maar Aanwezigheid.
Geloven in God. Mij toevertrouwen aan de Aanwezige.
Een prachtige tekst Hans!
Duisternis en licht horen bij elkaar, zoals jij mij geleerd hebt. In periode waarin vooral duisternis me lijkt te omringen en ik niet weet ” hoe verder”, wordt het antwoord mij vanbinnen gegeven. Door in vertrouwen de stappen te zetten die mijn hart mij ingeeft, ontstaat er richting. Richting en vertrouwen. Elke stap opnieuw.
Dank je wel voor deze prachtige tekst!!
Janneke
Lieve Hans, was een schitterend stuk, en zo lief ook, universeel en heel persoonlijk tegelijk. Wat een mooie kadootjes op je blog. Een helder licht, in en in lief.
Het raakt me! Liefs Darja
dag Hans,
Prachtige woorden. To the point. Niet geloven maar doen. In de kerk wordt gebeden door te vragen aan God. Bv. Geef ons de vrede of leidt ons niet in bekoring. Alsof er iets buiten onszelf is dat ons dat kan geven. We kunnen zelf vrede bevorderen, we kunnen zelf bekoring omarmen en dan loslaten. Vertrouwen dat het werkt en dat het bij ons past.
Een tekst om nog een tijdje mee bezig te zijn. Dank.
Paul Meijs
Heel mooi, Hans, dankjewel.
Toevertrouwen door te doen: dat levert een ander gesprek op dan over het Geloof.
Ik ben benieuwd – Maarten
Ja, ja, ja!
Dank je voor de inspirerende en zeer herkenbare woorden.
Arthur
Dag Hans,
Toevertrouwen, juist als alle grond onder je verdwenen is en de persoonlijkheid geen houvast meer biedt.
En dan luisteren naar je hart en de zachte wind die daardoorheen ruist. Iets wat richting geeft. Wat en waarheen blijft in nevelen verhuld. Zo hoor ik jouw lied.
Levenskunst.
Gerard
Wat mooi dat je via geloven naar vertrouwen en dan naar toevertrouwen gaat en dat verbindt met ‘door te doen’.
Ik ervaar het als een steun in de rug om te blijven doen wat mijn hart heeft, ook als twijfels en kleine gedachten de kop op steken.
Paul
Dank je wel, Hans, voor dit treffende stuk.
Precies in de roos.
Je geeft antwoord daar waar ik de laatste tijd steeds meer vraagtekens had: wat is geloven en waarin dan precies?
‘Mij toevertrouwen aan de Aanwezige’, daarmee is alles gezegd.
Mariette
Lieve hans,
Prachtig ja….. Vertrouwen en toevertrouwen….. Ja.. Dat brengt geloof, wat niet onder woorden te brengen is of onder 1 noemer valt, tot leven. Tot aanwezigheid. Levend geloof i.p.v. een dode letter….
De mooiste omschrijving van wat geloven is die ik ooit gehoord heb. En ook het meest waar en dichtbij…..
Dank je wel.
liefs Marian Lamboo
Dag Hans,
Sluit helemaal aan op wat ik de laatste tijd ervaar, minder geloven(mediteren/bidden) en meer vertrouwen(doen) en het leven ziet er ineens heel anders uit.
Hartelijke groet,
Jan
ha lieve Hans, zo mooi, het raakt me diep.
De dominee. Vertrouwen. Niemand hoort die stem zoals jij hem hoort.
Alleen daarom al dien je die stem te volgen
Dank en liefs, Minke