Ik kon vannacht de slaap niet vatten omdat ik in mijn hoofd een artikel aan het schrijven was. Ik volgde gedachtenlijnen en formuleerde zinnen die zich aaneensloten tot alinea’s en dan toch weer doodliepen. Er ontbrak iedere keer iets aan, de ene keer was het de volgorde, de andere keer de formulering, het werd maar niet een geheel. Ik ging steeds weer verliggen en probeerde te slapen, maar dat lukte ook niet, want de drang bleef. Niet bevorderlijk voor de nachtrust van mij en mijn vrouw. Daarom ging ik uit bed.
Ik zette een kopje thee en even later kwam Hanneke de kamer inlopen. Ze keek verschrikt. ‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Ik weet niet meer waar ik ben, ik weet niet meer wie ik ben en ik weet ook niet meer hoe die man heet die naast mij ligt.’ Het was geen klacht, het was een constatering.
‘Ligt er een man naast je?’
‘Nee, nu niet meer, maar zo-even wel.’
Die man was ik. Ik ben nu 44 jaar en nog wat samen met Hanneke en sinds een jaar of 8 lijdt zij aan de ziekte van Alzheimer. Wij waren in ons huisje in Duitsland, een plek waar wij al 10 jaar regelmatig komen.
Ik schrok. Ik wist dat het ook ons zou kunnen overkomen dat zij mijn naam niet meer zou weten en mij niet meer zou kennen. Ik wist ook dat het kon gebeuren in de nabije toekomst. Zo is nu eenmaal het verloop van alzheimer, maar als het dan ook echt gebeurt, als het vangnet van straks-en-misschien-wel-nooit wegvalt, geeft dat toch een flinke schok.
Het is heel raar, vervreemdend is misschien het beste woord, als iemand waarvan je zoveel houdt en waarmee je zoveel hebt beleefd je opeens niet meer herkent. Alsof die ander het niet meer is, maar ook alsof je het zelf niet meer bent.
Ik heb dat lang geleden voor de eerste keer meegemaakt met een vriend die psychotisch was geworden en aan een shocktherapie was onderworpen. Wij waren maten en het was voor mij vanzelfsprekend dat ik hem zou opzoeken in de psychiatrische kliniek waar hij was opgenomen, maar toen ik ten slotte deur na deur tot hem was doorgedrongen, herkende hij mij niet. Hij lag in bed, keek met een lege blik naar mij op en begroette mij met de woorden: ‘Goeiemiddag dokter.’ Daar stond ik met mijn vriendschap.
Iets soortgelijks overkwam mij bij mijn moeder vlak voor haar dood. Ik heb over dat laatste bezoek aan mijn moeder geschreven in mijn boekje Het lot & de liefde:
Zij lag op een kamer alleen. Ik kwam binnen en groette haar, ik boog mij naar haar toe om haar te zoenen en er kwam geen enkele reactie. Er was niets. Geen herkenning. Geen sympathie. Geen afkeer ook. Zij keek mij aan, alsof ik er niet was, maar zij keek niet door mij heen. Zij zag mij en ik riep niets meer bij haar wakker. Ik was niet meer haar zoon.
Alles wat ik probeerde gleed langs haar af. Zij bleef mij roerloos aankijken. Soms sloot zij haar ogen even. Dan opende zij ze weer en dan keken mij weer die ogen aan die niet meer de ogen van mijn moeder waren, maar van de kracht die de vrouw die mijn moeder was tot dit punt had bewogen, en die ontdaan van gevoelens, ontdaan van gedachten, ontdaan van herinneringen alleen maar was. Zij haalde hijgend adem en als ze hoestte schokte het door haar heen.
Ik zat bij haar bed, eerlijk gezegd eerst met een zekere verontwaardiging omdat zij mij niet herkende en omdat zij mij daar zo onthand liet zitten, en wat later in het besef dat dit het afscheid was. Ik wilde afscheid van haar nemen, laatste woorden zeggen, haar steunen, goed voor haar zijn, maar het was allemaal in het niets. Zoon die moeder zoekt. Ik pakte haar hand, maar ook dat wilde zij niet. Dit was het. Haar lichaam was haar grens. Zij deed niets meer voor het goede doel.
Bij mijn vriend was ik de vriend niet meer, bij mijn moeder was ik de zoon niet meer en bij mijn vrouw was ik de echtgenoot niet meer. Toch gebeurde er bij mijn vrouw iets heel anders dan bij mijn vriend en mijn moeder, want ook al was ik niet de echtgenoot, ook al kon ik niet de rol van Hans de echtgenoot vervullen, er was wel een vanzelfsprekende vertrouwdheid en een nabijheid waarin wij met elkaar waren. Dit drong pas later tot mij door, op het moment zelf was het gewoon zo.
Zij vertelde mij, die man daar in de kamer, dat zij niet meer wist wie zij was en dat ze ook niet wist wie de man was die naast haar lag. Kennelijk vertrouwde zij mij zo dat zij mij zonder voorbehoud kon vertellen dat zij zulke essentiële zaken niet meer wist. Dat vertrouwen was niet gebaseerd op het contact met mij als een baken met een naam en een vorm, en was ook niet gebaseerd op een reeks van herinneringen waaruit bleek dat ik te vertrouwen was, maar op iets anders – zo ervoer ik het tenminste. Er was een vanzelfsprekende verbinding in het moment, voorbij het persoonlijke contact. Het was zo vertrouwd tussen ons dat ik even werkelijk met haar als een detective mij kon afvragen wie die man dan was die daar naast haar had gelegen. Ik zonder persoon, zij zonder persoon, verbonden door die vloeibare verwantschap die ook indertijd voorafging aan onze liefdesverhouding en vervolgens aan de bekrachtiging daarvan in de vorm van ons huwelijk.
Ik dacht daar vandaag over na. Aan de vormen en de relaties en de afspraken gaat iets anders vooraf, kan in ieder geval iets anders voorafgaan, een grond van met elkaar zijn en bij elkaar horen. Op deze grond kunnen huizen worden gebouwd, huizen van vriendschap, huizen van partnerschap, huizen van leerling-leraarschap. Dat bouwen is een heel werk, maar als de grond er niet is – dat opgenomen zijn in herkenning – kan het huis dan wel ooit meer worden dan geknutsel?
Ik dwaal nu wat af, maar hier ga ik over doordenken. En er is nog iets wat ik erover wil zeggen, want wat wilde ik schrijven waardoor ik de slaap niet kon vatten en heeft dat onderwerp misschien ook iets te maken met dit onderwerp?
(wordt vervolgd)
Psalm 127 in de bijbel Hans.
Is dat niet waar de ” niet te verwoorden verbinding” gekend wordt?
De Liefde met een hoofdletter -L- waar jullie samen op kunnen deinen en vertrouwen
Ja, prachtig: Als de Heer het huis niet wil bouwen, vergeefs zwoegen daaraan de bouwers; wil de Heer de stad niet bewaken, vergeefs staat de wachter op wacht.
Och Hans, geschokt en tegelijkertijd ontroerd door de kracht van jullie Liefde door alle lagen en omhulsels heen.
Onherbergzaam niemandsland, waar je nu binnentreedt en waar je je alleen nog kunt verlaten op de kracht die wenkt zonder dat je weet waarheen.
Zo bitter zoet. Geliefd zijn, ontdaan van naam, vorm en tijd. Teruggebracht tot een zuiver, vertrouwelijk Zijn.
Het lijkt mij een pijnlijk, weemoedig ervaring van een relatie in het hier en nu. Non-lineair en van een non-lokaliteit. Je grijpt naar een persoon en omarmt mist. Je maakt mee dat je geliefde voor je ogen oplost en teruggenomen wordt naar het beginpunt van het wording.
Bitter zoet. Samen zijn.
Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in sæcula sæculorum.
Liefs,
Prachtig, Gail! Dank je.
Woest en leeg, zo moet het voelen, na de schok. En misschien ook dat andere. Ik hoop dat dat verbinden blijft.
ik ben blij voor je dat je de onderliggende ,niet te verwoorden verbinding ..die de basis is van alles in en tussen jullie beiden, hebt kunnen voelen. In de verdere beschrijving bij je moeder vraag ik me in mezelf af ..hoe het voelt in mij als ik de verbinding met mezelf steeds meer verlies..is daar dan ook nog een dragende ondergrond..van Liefde aanwezig. ? of is dit de leegte .in Zijn ?
Grote schok.
En ook zo voelbaar die verbinding in liefde en in dat wat daaraan vooraf ging: LIEFDE die leidt en draagt.
P.S. Mijn emailadres werkt niet meer, ik wil graag de berichten ontvangen op mijn nieuwe emailadres, nl.: timadege@gmail.com
Hans je raakt me. Waar de tegenstelling wordt opgeheven in: ‘verdrietige dankbaarheid?
Zo ervaar ik de eenheid in jouw verhaal.
Een geschenk. Bedankt…
Wilma Post
Wat een schok, ook al wist je dat dit komen kon. Zo wordt jullie wereldje met elkaar kleiner en kleiner, maar toch vinden jullie steeds weer nieuwe vormen voor jullie verbondenheid en liefde. Dat verwarmt mijn geschrokken hart!
Veel liefs
Lief vertrouwen. Komt dat door 44 jaar bouwen en/of is er een zelfde subtiele trilling in ieder van jullie die sterk resoneert?
Ach, wat een schok. Gelukkig door liefde verbonden.
Mooi.
Dat schokkende, wat ons steeds weer de liefde doet realiseren. Prachtig, Hans.
Dat is liefde, toch, Hans? De liefde die ons verbindt.