Mijn beschermengel fluistert in mijn oor: ‘Maak je geen zorgen. Je leeft niet in zekerheid, je woont langs de rand – waar je gaat is je huis.’ Zo spreekt zij al ik weet niet hoe lang tegen mij. Ik weet het en ik vergeet het steeds weer.
Ik verlang naar zekerheid, zo is de aard van het beestje, dus ik kan het niet vaak genoeg horen. Mijn huis is langs de rand, bij het oneindige. Dat is een ander soort zekerheid dan waar het beestje naar verlangt.
Het is de zekerheid dat alles is zoals het is en dat het goed is.
Hoe het ook is.
Rusten in het precies passende, waar lot en bestemming samenvallen.
Het is Pinksteren.
De dingen onttrekken zich aan mijn bemoeienis.
Hier zijn wij samen in de leegte waar niets is zoals wij het ons hadden voorgesteld. De ruimte, zonder middelpunt, zonder omtrek, waarin ik weerloos ben, als een blad aan de boom, los van de boom gekomen, meegenomen door de wind. Zolang als het duurt. Naast dat andere blaadje. Naast al die andere blaadjes.
Ik overzie het patroon niet. Maar als ik ga zoals ik ga ben ik deel van het patroon. Zo anders dan verwacht. Deelgenoot en instrument.
Genietend van de zoete wijn.
Oooh….zo mooi!
En zo troostend, het is zoals het is….
door de tranen heen is daar het innerlijk weten …. !? vertrouwen, dienen. Mooi.
Dank lieve Hans, Leraar, je blijft het me (ons) voorleven.
Martje
Woorden om je aan te laven; mijn dank hiervoor!
Je herinnert je zelf , anderen en mij aan deze …zachte… levenswet.
Wat mooi gezegd.
Prachtig, zacht en waar en kalm. Poëzie voor de ziel. Dank!
Woorden om bij het lezen ervan totaal kalm te worden.
Dank Hans
Mooi! Dank je.
Zoals elke sneeuwvlok in de sneeuwstorm valt…. en zijn plaats vindt in de sneeuw… Zonder vlok geen sneeuwstorm, zonder vlok, geen sneeuw, geen plaats om neer te vallen…